14 In verhouding naar de totaal bouw- en grondkosten van ieder complex werd het bedrag ad 67.033,53 dan ook op de bouw- en grondkosten der resteerende complexen afgeschreven, zoodat,, zooals blijkt uit den staat van activa, extra 98.118,35 en in totaal tot 1 Januari 1937 224.674,29 afgeschreven werd. Hierdoor was de boekwaarde per 1 Januari 1937 der gebouwen en terreinen in overeenstemming met de daarop terzake rustende leeningen. Verder diende overeenkomstig art. 8 der beheersverordening, vastgesteld in den Raad d.d. 2 October 1936 en goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 21 October 1936, G. no. 81, per 1 Januari 1937 in het bedrijf te worden ingebracht ten bate van de reservefondsen voor onderhoud de vóór de inwerking treding van het bedrijf reeds gekweekte rcserven voor onderhoud, waarvan de grootte door Burgemeester en Wethouders diende te worden vastgesteld. Indien in de voorafgaande jaren de volle bedragen hiervoor waren gereserveerd geworden, zou een reserve van 72.088,92 aanwezig zijn geweest. Echter bleek, dat door de gemeente voor dit doel in werkelijkheid een bedrag van 48.733,74 was gereser veerd, zoodat dit bedrag dan ook werd ingebracht. In verhouding naar een normale jaarstorting werd dit bedrag omgeslagen voor de diverse fondsen van elk complex. Ten slotte dienden in het bedrijf nog te worden ingebracht de door de huurders gestorte waarborgsommen. Per 1 Januari 1937 was door de huurders gestort een totaalbedrag van 5320, Daar het College van Burgemeester en Wethouders echter be sloot, teneinde den gewonen dienst niet te zwaar te belasten, eerst dan tot uitkeering van dit bedrag aan het bedrijf over te gaan, wanneer bij het verlaten van de woningen door de huurders hierop gedeeltelijk aanspraak werd gemaakt, diende dit bedrag opgenomen te worden als een vordering op de gemeente. Resumeerende diende in de beginbalans van het woningbedrijf te worden opgenomen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1937 | | pagina 139