Keuringsbijzonderheden.
Bij 817 slachtdieren (gewone slachtingen) werd de goedkeuring
onthouden.
Specificatie:
415 runderen, 20 graskalveren, 23 vette kalveren, 30 nuchtere kal
veren, 8 paarden, 219 varkens, 1 schaap, 1 geit.
In dit jaar werden er 504 noodslachtingen op het slachthuis aan
gevoerd, n.l. 344 runderen, 34 graskalveren, 13 vette kalveren, 10
nuchtere kalveren, 69 paarden, 28 varkens, 6 schapen.
Er werden aangevoerd 685 cadavers, n.l. 132 runderen, 100 graskal
veren, 43 vette kalveren, 244 nuchtere kalveren, 51 paarden, 104 var
kens, 7 schapen, 4 geiten.
In de noodslachtplaats te Etten-Leur werden gekeurd:
30 runderen, 1 graskalf.
Cysticercus inermus.
Deze tusschenvorm van den lintworm van den mensch werd gecon
stateerd bij 66 dieren, en wel bij 61 runderen en 5 graskalveren. In
17 gevallen (16 runderen en 1 graskalf) waren de finnen nog levend,
en werd het vleesch dus gekoeld of bevroren.
4 runderen, behept met finnen, werden van elders naar het slacht
huis alhier gezonden voor koelen of invriezen.
Tuberculose.
Aantal gevallen:
944 runderen, d.i. 19.2% (vorig jaar 21%) van het totaal aantal ge
wone- en noodslachtingen.
5 vette kalveren, d.i. y2%-
378 varkens, d.i. 3.2% (vorig jaar 3.7%)
Andere besmettelijke dierziekten.
Mond- en klauwzeer.
Deze ziekte werd in den gewonen vorm geconstateerd bij 25 run
deren en 3 graskalveren.
Overigens komen er op het slachthuis in tijden van mond- en
klauwzeerepidemiën bijzonder veel dieren, die lijdende zijn of waren
aan eenige naziekte hiervan. Hieronder vallen zeer veel afkeuringen.
Het mond- en klauwzeer is een der grootste nadeelen voor onzen
veestapel. Het ware gewenscht bij een volgende epidemie een sterke
bestrijding in te zetten. Zoo erg als de laatste 2 jaren is het nog
niet geweest. Het begin van 1938 vertoonde de nasleep van de vorige
epidemie. In het najaar begon er alweer een nieuwe.