niet meer bewoonbaar waren en eerst hersteld dienden te worden.
Dit kwam hoofdzakelijk voor bij de nieuw gebouwde 30 woningen in
den Belcrumpolder. Tevens viel hieronder het bedrag aan huurschuld,
dat ontstaan was na de 4e week, voor die huurders die langer dan
4 weken geëvacueerd waren. Volgens besluit van het College van
Burgemeester en Wethouders behoefden deze huurders over het tijd
vak, verloopen na de 4e week van hun afwezigheid, geen huur te
betalen.
Waarborgsommen.
De weekwoningen van groep a t/m f en van groep k en 1 worden
bij vooruitbetaling verhuurd met een waarborgsom van 10,per
woning, uitgezonderd echter voor 2 winkelwoningen, waarvan de
waarborgsom 25,bedraagt. De waarborgsom van de woningen van
groep g bedraagt vanwege de mindere finantieele draagkracht der
bewoners slechts 5,per woning.
Voor de woningen van groep h en 5 weekwoningen van groep j werd
voorheen nog geen waarborgsom geëischt; bij nieuwe verhuring zal
daartoe echter worden overgegaan.
De woningen van groep i en 8 woningen van groep j (de woningen,
die niet per week worden verhuurd) worden zonder waarborgsom
verhuurd.
Onderhoud.
De stortingen in de onderhoudsfondsen vonden plaats overeenkom
stig de door den Minister van Binnenlandsche Zaken voor woningwet
woningen voorgeschreven normen. Deze norm bedraagt voor arbei
derswoningen in Breda ƒ29,per woning per jaar.
Voor de middenstandswoningen is een afzonderlijke norm vastge
steld van 50,per woning per jaar, terwijl bij de noodwoningen
slechts de werkelijk uitgegeven onderhoudskosten worden gestort,
zoodat bij dit complex in feite geen onderhoudsfonds bestaat.
Voor het complex „Aangekochte woningen" wordt in het fonds
gestort het totaal der geraamde kosten vermeerderd met 10,per
woning voor kweeking van een onderhoudsreserve, daar voor dit com
plex nog geen reserve bestond.
Volgens bijlage F en FI van het administratief verslag bedroeg-
het voordeelig saldo voor alle complexen 8848,79. Geraamd was
hiervoor 6983,90. Deze post is zooveel hooger le. doordat het gedeelte
salarissen drukkende op onderhoud lager was dan het hiervoor ge
raamde bedrag vanwege het feit dat de gedachte aanstelling van een
huurophaler/timmerman geen doorgang vond en 2e. door de lagere
werkelijke kosten aan onderhoud dan hetgeen hiervoor geraamd was.
Een verlaging van vorenbedoelde storting in het onderhoudsfonds
werd veroorzaakt doordat de storting betreffende complex 30 wonin
gen en complex 47 woningen slechts plaats vond van de gemiddelde
bewoningsdagen af.