256 Bijlage noo 17 B E K N 0 P TVERSLAG VAN HET WON INGNOODBUREAU De heer P.A. Muis, chef-technisch ambtenaar "bij openbare werken werd. bij besluit van de burgemeester van Breda dd. 13 November 1942 op grond van artikel 4 van de verordening- betreffende de registratie van leegkomende woningen van 16 October 1942 aangewezen als ambtenaar, belast met de hand having van de bepalingen dier verordening en de opsporing van overtredingen daarvan» Gedurende het gehele jaar 1943 heeft ook genoemde ambte naar bovenbedoelde woningaangelegenheden verzorgd» Op 17 December 1943 besloot de burgemeester een commis sie in te stellen, bestaande uit de heren wethouder voor sociale zaken als voorzitter, directeur openbare werken en directeur maatschappelijk hulpbetoon als leden, om te advi seren over de vordering van alle leegkomende woningen, zo wel week- als maandwoningen, en gedeelten van woningen, die te groot zijn voor de bewoners. Op 30 Juni 1944 werd deze commissie uitgebreid met één lid, waartoe benoemd rrerd de heer M.H. Bamen. De op 1 October 1947 in werking getreden „woonruimtewet 1947" schreef in artikel 8 voor, de instelling van een com missie, welke zou hebben te oordelen over alle gevallen, waarin woonruimte zal worden „gevorderd1' Het werd onnodig geoordeeld, naast deze adviescommissie voor vorderingen de oude commissie nog te handhaven, weshalve deze per Septem ber 1947 werd opgeheven. De samenstelling van de adviescommissie voor vorderingen is opgenomen op blz.40 van dit verslag» In begin 1944 zijn een drietal ambtenaren (2 gedetacheer- den van maatschappelijk hulpbetoon en 1 wachtgelder i.v.m. de annexatie 1942) aan de z.g» „woningnoodcommissie" toe gevoegd» 'Jegens toeneming der werkzaamheden zijn regelmatig werkkrachten, n»l. administratieve ambtenaren, controleurs, sociale werksters, en typistes bij deze commissie in dienst genomen» Om het zonder vergunning betrekken van leegkomende wo ningen,dat meer en meer geconstateerd werd, doeltreffend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1941 | | pagina 266