240 Met ingang van 1 November 1949 trad een aantal artike len in werking. Echter niet de artikelen betreffende de premieheffing en het toekennen van uitkeringen. De minister van sociale zaken heeft onlangs in de Eerste Kamer der staten generaal medegedeeld, dat dit eerst in de loop van 1950 (wellicht 1 Juli) zal kunnen plaats vinden. Begrijpelijk is dat deze wet bedoelt een normale werkloos heid op te vangen. Naast de totstandkoming van de v/erkloosheidswet werden wijzigingen betreffende de hoogte der uitkeringen aange bracht in andere sociale wetten. Het motto is "Sociale zekerheid van de wieg tot het graf" De vraag kan hiermede opgeworpen worden of een derge lijke sociale zekerheid, bij al zijn aantrekkelijkheid, niet het eigen initiatief remt of geheel wegneemt. Het is hier niet de plaats dit te beantwoorden, doch het mag bekend worden verondersteld, dat de opwerping bij velen leeft en wellicht niet geheel ten onrechte. Haast de stijging van het aantal werklozen, dat onder een der rijksregelingen valt, is er ook een vermeerdering, zij het in veel mindere mate, waar te nemen van het aantal dergenen die door het burgerlijk armbestuur worden onder steund. Vooral voor deze laatste groep van personen dient naast de financiële hulp ook morele bijstand te worden verleend. Dit zo mogelijk in samenwerking met kerkelijke en particu liere instellingen. Het is een zaak van algemeen belang en daarom een plicht van de gemeenschap, dat onze medemensen in staat worden gesteld een menswaardig bestaan te leiden. Het opheffend karakter dat hierdoor ons werk krijgt,ver eist een behoorlijke ter zake kundige personeelsbezetting. De ervaring leert nl. dat voor het bereiken van resultaten bij dit werk een langdurig juist geleid contact met de cliënten, zoals in het huidige maatschappelijk werk de in nood verkerenden worden aangeduid, een eerste noodzakelijk heid is. Het langdurig contact, dat in de vorige zinsnede ge noemd wordt, houdt in, dat geen directe resultaten verwacht mogen worden. Eerst de toekomst zal aan kunnen tonen, dat ons werk niet tevergeefs zal zijn geweest.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1949 | | pagina 250