70 6 RIOLERING Het vraagstuk van het rioolwater hield zeer de aandacht van het gemeentebestuur gevangen. Meer in het bijzonder werden onderzocht de mogelijkheden a. lozen via een persleiding naar het Hollands Diep; b. zuivering in een zuiveringsinstallatie; c. afvoeren voor het bevloeien van onvruchtbare gronden. De eerste mogelijkheid leek aantrekkelijk en is daarom uit voerig besproken met deskundigen van het rijksinstituut voor zuivering van afvalwater, van de rijks- en provinciale water staat, en waterschapsautoriteiten. Als gevolg daarvan is aan het advies- en ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht verstrekt het maken van een project voor een eventueel te leggen persleiding voor te bereiden en zich omtrent de kos ten van een en ander te oriënteren. Uit het door dit ingenieursbureau uitgebrachte rapport bleek, dat zowel uit technisch als uit financieel oogpunt de methode van afvoer zonder meer het meest aantrekkelijk is» Aanvaarding van dit standpunt zou inhouden, dat plannen moeten worden gereedgemaakt voor a. de aanleg van een stamriolering, waarop alle bestaande riolen moeten uitmonden, benevens de noodzakelijke bijbe horende werken als overstortinstallatiespompstations, e .d b. de afvoerleiding van Breda naar Moerdijk, met bijbehorende werken In een speciaal voor dit doel belegde raadszitting werd op 2 5 Mei 1950 dit vraagstuk behandeld. Besloten werd aan het ingenieursbureau Witteveen en Bos op te dragen het ont werpen van een plan inzake de stadsriolering waarvoor eèn crediet van 'J'^OOO,-- werd gevoteerd. Aan burgemeester en wethouders werd opgedragen te trachten toestemming te ver krijgen voor lozing van rioolwater in Moerdijk en voorts te doen nagaan of een bevloeiingsplan - sterk voorgestaan door één der raadsleden - kans van slagen had. Ha drie maanden zou dan een besluit over al of niet afvoeren van het riool water moeten volgen. Door voortgezette studie kwamen burge meester en wethouders daarna tot de overtuiging, dat het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1950 | | pagina 70