21 1
financiering van de particuliere woningbouw een tijdelijke is.
Uitgegaan is van de verwachting dat binnen niet al te lange
tijd woninghuren en bouwkosten aangepast zouden raken aan het
algemeen prijs- en loonpeil, zodat daarna weer, zoals voorheen,
voldoende kredietfaciliteiten op de particuliere hypotheek
markt aanwezig zouden zijn en de gemeentelijke werkzaamheid op
dit gebied dan overbodig zou worden.
"Vandaar dat op basis der hypotheekregeling 1953 door de
gemeente als regel slechts kredieten konden worden verstrekt
met een looptijd van 10 jaar; in bijzondere gevallen kon hier
van echter afgeweken worden en leningen worden verstrekt met
een maximum-looptijd van 20 jaren.
Verreweg de meeste leningen, in de verslagperiode verstrekt
hebben een looptijd van 10 jaren; in een 7-tal gevallen is van
de hiervoren bedoelde afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt
door verstrekking voor 15- of 20 jaren.
RENTE
Oorspronkelijk was in de hypotheekregeling bepaald, dat voor
leningen met een looptijd van 10 jaren een rente van 3zou
worden bedongen en voor leningen met een langere looptijd dan
10 jaar een hogere rente, door burgemeester en wethouders te
bepalen.
Op grond hiervan is voor de hiervoor bedoelde leningen van
15- en 20 jaar door burgemeester en wethouders een rentevoet
van 3"!'!o - respectievelijk 3l'kt° bepaald. Bij raadsbesluit van 12
september 1956 is de hiervoor aangehaalde bepaling ter zake
van de rente gewijzigd; volgens dat wijzigingsbesluit is bepaald
dat voor de gemeentelijke hypothecaire leningen rente verschul
digd is, berekend tegen een door burgemeester en wethouders
voor de looptijd der lening vast te -stellen percentage, dat
ligt boven de rente die de gemeente verschuldigd zal zijn voor
de door haar ter zake op te nemen gelden.
Op grond dezer bepaling, die noodzakelijk was geworden in
verband met de in 1956 opgetreden rentestijging - is bij besluit
van 16 oktober 1956 de rente gebracht op 4%.
naderhand is de rente nog eens verhoogd en wel tot
Zie ook overzicht no. lib.