21 2 AFLOSSING De hypotheekregeling bepaalt hierover,dat het bedrag der jaarlijkse aflossing wordt gesteld op het verschil tussen de door burgemeester en wethouders bij het verstrekken der lening te bepalen jaarhuur en de verschuldigde rente. In verband met de 10-jarige looptijd van verreweg de mees te leningen en de noodzakelijkheid om na die 10 jaar voor de verdere financiering een nieuwe lening aan te gaan bij een particuliere geldgever, diende, mede met het oog op de hoog te van het oorspronkelijke leningsbedrag, de aflossing zo ge steld te worden, dat redelijkerwijze mocht worden verwacht, dat verdere financiering na 10 jaar verzekerd was. Doch tevens diende in het oog gehouden te worden,dat voor rente en aflos sing tezamen in het algemeen niet meer opgebracht zou behoe ven te worden dan bij huur van een gelijkwaardige woning. In de praktijk heeft dit geleid tot rente- en aflossings bedragen jaarhuren in de bovenvermelde zin) die in 10 jaar een aflossing van deel van het oorspronkelijke leningsbe drag opleverden. Bij de 3$ leningen kwam dit neer op "huren" van 6$> van het oorspronkelijke leningbedrag. De rijksbijdragen die kredietnemers eventueel waren toege kend op basis van de premie- en bijdrageregeling woningbouw 1953 (zijnde bijdragen in de exploitatiekosten van nieuwe wo ningen van 2-§$ van het premiebedrag per jaar) moesten bij krediettoekenning aan de gemeente gecedeerd worden en werden voor aflossing aangewend. Zie voor de "huren" en rijksbijdragen het hierna opgenomen overzicht no. lie. Nog is op te merken, dat vrij veel extra wordt afgelost; met inbegrip dezer extra aflossingen bedroeg de totale schuldaf lossing over 1953 241 2 1954 11 23895 1955 11 124953 1956 II 259224 Bij de beoordeling dezer aflossingscijfers is er rekening mee te houden,dat tussen de datum van toekenning en uitbeta ling (begin van aflossing) der leningen veelal een vrij groot tijdsverschil heeft gelegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1953 | | pagina 212