EXTRA ZEK ERHEI DSST ELL 1 NGEN der Omdat de gemeente in verband met de doelstelling der hypo- de theekregeling hogere kredieten verstrekte dan zuiver zakelijk ening gezien verantwoord was, diende in het risico van overlijden van kredietnemers voorzien te worden. :ees- Vandaar dat in de hypotheekregeling de bepaling is opgeno- de men,dat de kredietnemers gehouden zijn ten genoegen van burge- n meester en wethouders door het afsluiten van een verzekering oog- of anderszins de nakoming van verplichtingen na overlijden te ge- waarborgen. dat Deze bepaling heeft er in de praktijk toe geleid, dat van ns kredietnemers oessie werd gevraagd van een polis van levens- flos- of levensrisicoverzekering met een verzekerd bedrag dat ten hoe- minste gelijk was aan het bedrag waarmee het hypothecair kre diet 60$ van de netto-stiehtingskosten van de te verbinden gs- woning te boven ging. Aldus zijn een groot aantal levensverze- aar keringspolissen aan de gemeente overgedragen die, voor zover sbe- het kapitaals-verzekeringen betreft naast de hypothecaire ze en" kerheid voor de gemeente een bepaalde zekerheid geve-n ook bij eventuele niet-nakoming van verplichtingen door andere oor- ge- zaak dan overlijden. uw In enkele gevallen is in de vereiste extra zekerheid voor- wo- zien door borgstelling. Gedurende de verslagperiode kwamen ij geen uitkeringen op gecedeerde polissen voor als gevolg van rden overlijden van kredietnemers. DIVERSEN De kredieten op basis der hypotheekregeling 1953 werden door burgemeester en wethouders toegekend na ingewonnen ad vies van de commissie uit de gemeenteraad voor de hypotheek bank. Tijdens de verslagperiode was de hypotheekcommissie sa mengesteld uit de volgende raadsleden J.D.F. Brinkerhof, D.J.A. Kramers en C. Sondermeijerdeze laatste is eind 1956 door het raadslid Mej. J.P. Koppelaar vervangen. Voorzitter van de commissie was de heer J.A. Meijs, wethou der van financiën. Bij de beoordeling van kredietaanvragen werd er vooral op gelet of de lasten die uit de toekenning der gevraagde lening voortvloeien in een redelijke verhouding stonden tot het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1953 | | pagina 213