46
HOOFDSTUK IV
G EMEENTEPERSONEEL
1. SALARISSEN EN LONEN
Bij besluit van de raad van 14 oktober 1953 werd het maxi
mum van 240,-- van de in 1945 toegekende 10% overbruggings
toelage, vanaf 1 januari 1953 opgeheven en onbeperkt vastge
steld
De rang van adjunct-referendaris werd op 1 januari 1953
ingevoerd, In verband met de verhoging der woninghuren, op
heffing van de consumptiebeperking en herziening van de ge
meente-classificatie-aftrek, werden de salarissen en lonen
met ingang van 1 januari 1954 met 5% verhoogd.
Over het 4e kwartaal 1954 werd een verhoging van 6%, de
zg. welvaartsronde, als een uitkering ineens toegekend. Deze
verhoging werd vanaf 1 januari 1955 een vaste toelage.
Over het 1e halfjaar 1955 werd een uitkering ineens ver
leend ten bedrage van 3 tot 5% minimum van 52,-- en een
maximum van 240,50, in verband met de salarisverhoging per
1 juli 1955.
Bij raadsbesluit van 12 oktober 1955 werd voor het admini
stratief en technisch personeel bij de gemeentepolitie o.a. de
bezoldigingsregeling ambtenaren en werklieden 1955 van toepas
sing verklaard.
De welvaartsronde (6%) en het percentage van de uitkering
ineens over het 1e halfjaar 1955 werden bij raadsbesluit van
12 oktober 1955 in de gemeentelijke salaris- en loonregelingen
opgenomen ("geïncorporeerd") respectievelijk ingaande 1 juli
1955 en 26 juni 1955.
In het 1e halfjaar 1956 werd, naar de toestand van 1 mei
1956 als achterstallige welvaartsronde 3% uitgekeerd voor het
jaar 1955-
Met ingang van 1 januari 1953 werd in de gemeentelijke kin
dertoelageregeling, toen nog opgenomen in de bezoldigingsrege
lingen, het i-.niforme percentage van de procentuele kindertoe
lage vervangen door 3% voor het eerste, tweede en derde
kind, 4% voor het vierde, vijfde en zesde kind en 5% vanaf het
zevende kind, zodat in deze procentuele toelage rekening werd