39 Het vorenstaande blijkt duidelijk uit het in 2 gegeven overzicht van de batige en nadelige saldi van de hoofd stukken van de gewone dienst, welke zijn ontleend aan de (voorlopig) vastgestelde rekeningen over de jaren 1957 tot en met 1960 (zie ook de grafieken, bijlagen 1 en 2). De uitzetting van hot budget in de jaren 1957, 1958 en 1959 kon niet worden opgevangen door de hogere op brengst van de uitkeringen uit het gemeentefonds door procentuele verhogingen van de objectieve uitkeringen en de toegekende subjectieve verhogingen van het basisbedrag der algemene uitkering (overzicht 3). Daar de uitkeringen ingevolge de nieuwe financiële- verhoudingswet voor 1960 niet hoger zijn dan de uitkerin gen volgens de vroegere regeling, was het in 1960 eveneens onmogelijk de uitzetting van het budget op te vangen. Het feit, dat de financiële-verhoudingswet is aange nomen, betekent niet dat de regeling tot in details bekend is. Op dit moment is praktisch geen van de aangekondigde en door de wet voorgeschreven uitvoeringsvoorschriften verschenen. Concrete gegevens over de uitkeringen uit het gemeentefonds, zelfs over het jaar 1960, zijn thans nog niet beschikbaar. Voor zover door de minister van binnen landse zaken in het verloop van de tijd mededelingen zijn gedaan, zijn deze mededelingen vaag en zo voorzichtig ge steld, dat de gemeenten praktisch nog niet weten in welke omvang de middelen uiteindelijk beschikbaar zullen komen. Uit het voorgaande blijkt, dat de definitieve finan ciële situatie voor de gemeenten, door de tot nu toe on voldoende uitwerking van de wet, niet bepaald duidelijk is te onderkennen. Zoals uit bijlage 4 blijkt, zijn de investeringen van de geme ente aanz ienlijk toegenomen. Relatief gezien is de stijging in de onrendabele sector nagenoeg gelijk aan die in de rendabele sector. Ter- wille van de vergelijkbaarheid der diverse jaren zijn de onderwijs uitgaven ook in het jaar 1960 als onrendabel aangemerkt. (Een ander standpunt is te verdedigen met een beroep op de doeluitkeringen ter zake, zij het dat deze uitkeringen moeten worden verantwoord op hoofdstuk XI 2 der begro ting, terwijl de uitgaven op de diverse paragrafen van hoofdstuk VIII der begroting moeten worden verantwoord Ter toelichting op bijlage 4 moge ten slotte nog worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1957 | | pagina 39