53
uniform percentage van 3, hetwelk voorkomt in de regeling
van de kindertoelage voor het rijkspersoneel.
Binnen het kader van het algemeen bezoldigingsschema,
waaraan de gemeente vrijwel gebonden is, was het mogelijk
rekening te houden met de plaatselijke situatie ten aan
zien van bezoldigingsschalen, welke voor bepaalde functio
narissen of groepen van functionarissen gelden. In dit
verband moge hier nog worden vermeld de tot 1 januari
1956 terugwerkende wijziging in de salariëring van de eer
ste ambtenaar ter secretarie, de hoofden van dienst en
enkele andere functionarissen, in aansluiting op de wijzi
ging van de wedde van de burgemeester en secretaris als
gevolg van de stijging van het inwonertal der gemeente bo
ven de 100000.
Voorts kan worden gewezen op het raadsbesluit van 17
september 1958 waarbij - binnen het kader van een aantal
salarisverbeteringen - in principe werd besloten om bij de
bezoldiging van de zg. handarbeidersfuncties rekening te
houden met de functiewaardering op grondslag van de ge
normaliseerde methode van werkclassificatie en tot de
daarmede verbonden invoering van een prestatiebeloning.
Daarna kon geleidelijk tot de invoering van de zg. moderne
loonmethodieken voor deze personeelsgroepen worden over
gegaan. Eind 1960 was deze nagenoeg voltooid.
2. RECHTSPOSITIEREGELINGEN
Met ingang van 1 januari 1958 traden in werking het
Algemeen Ambtenarenreglement en de Arbeidsovereenkomsten
verordening, welke bij raadsbesluit van 16 oktober 1957
waren vastgesteld. Deze verordeningen vervingen de reeds
vele malen gewijzigde regelingen ter zake (nl. het ambte
narenreglement, gem.blad 856 en het werkliedenreglement
1934). Mede in verband met deze gewijzigde algemene rechts
positieregelingen werd de kindertoelageregeling en de uit
keringsverordening herzien. Zover nodig werden de ver
schillende uitvoeringsregelingen, welke krachtens deze al
gemene reglementen door burgemeester en wethouders worden
vastgesteld, in deze verslagperiode gewijzigd, aangevuld of
herzien.