Op 2 September 1958 werden door de gemeenteraad tot wethouder benoemd de heren A.P. Romsom, Drs. G.C. Stuben- rouch, J.A. Meijs en A. Jongbloed. In de vacature ontstaan door de ontslagaanvrage van de heer Drs. G.C. Stubenrouch, ten gevolge van zijn benoeming tot staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschap pen, werd per 15 juli 1959 tot wethouder benoemd de heer Mr. K.A.M. Bastiaensen. In de vacature ontstaan door het overlijden van de heer A.P. Romsom, werd op 12 augustus 1959 tot wethouder be noemd de heer W.C.A.M. van Boxtel. In de vacature ontstaan door de ontslagaanvrage van de heer A. Jongbloed, werd op 30 maart 1960 benoemd de heer J.F.V. Vermeulen. Aan het einde van de verslagperiode was het college van burgemeester en wethouders samengesteld als volgt de burgemeester J.A. M e ij s Mr. K.A.M. Bastiaensen W.C.A.M. van Boxtel J.F.V. Vermeulen stadsontwikkeling; energiebedrijven, financiën, ge meentelijke kredietbank, gemeen telijke hypotheekbank, gemeente lijk vervoerbedrijf en openbaar slachthuis onderwijs, sport-, jeugd- en culturele zaken, alsmede vrije tijdsbesteding; sociale zaken, personeelszaken, woningnoodzaken en gemeentelijke geneeskundige en gezondheids diens t openbare werken, grondbedrijf, beplantingen, land- en tuinbouw, woningbedrijf en verkeer. 3. DE BURGEMEESTER Sedert 1 juli 1952 trad als burgemeester op de heer Mr.Dr. C.N.M. Kortmann, benoemd bij koninklijk besluit van 13 juni 1952, no. 4.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1957 | | pagina 6