-66 Toen U, burgemeester, op 12 Juni 194-5 belast werd met het bestuur van onze Gemeente, was U voor ons bij wijze van spreken een onbekende en het zou abnormaal zijn, tegen de gewoonte in, indien wij niet onder elkander bespraken op welke wijze de nieuwe burgemeester, niet alleen de Gemeente zou besturen, doch ook vooral welke houding hij zou aannemen tegen over de inwoners individueel maar ook als groeperingen en standen. Mijnheer de burgemeester U zult wel bemerkt hebben dat wij in de nood- en ook in de Ge meenteraad van ons hart geen moordkuil maakten en gaarne de dingen zeggen zoals wij die zien. Daarom zeggen wij het vooral ook op deze voor U en Uwe familie zo een blijde dag, dat U van den beginne af ons volle vertrouwen en sym pathie hebt gehad. Dit heeft U niet alleen gekregen door Uw joviale omgang en Uwe be reidheid om andere te helpen daar waar het U mogelijk is, doch vooral door Uw grote werkkracht en liefde voor Uwe, voor onze Gemeente. Het mag op deze dag wel eens gezegd worden, dat U zich nauwelijks had georienteerd of 1 U hebt met grote voortvarendheid de hand aan de ploeg geslagen om het Gemeentebelang te dienen. Verschillende belangrijke objecten zijn gedu rende Uw kort bestuur, aangesneden en groten deels zijn deze reeds voorbereid of voltooid. Ik wil enige van deze, Uw werken, noemen. 1. Bouw nieuw Gemeentehuis; 2. Algehele electrificatie; 3. Reorganisatie van de Brandweer; 4. Verbetering van riolering en bestrating van verschillende wegen en straten; 5. Opbouwen van verschillende verwoeste pan den; 6. Uitwerking beplantingsplan ter verbetering van het plattelandsschoon; 7. Verschillende nieuwe verordeningen o.a. politie- en bouwverordening, Ambtenaren en werkliedenreglement, nieuwe salarisre geling enz. Vooral hebt U ijverig gewerkt aan de op voering van de plaatselijke verenigings activiteit, in het bijzonder aan het op voeren van de hoge culturele werkzaamheid en daarom van rijker, vreugdevoller leven. Ik zou nog wel enige tijd kunnen doorgaan om bewijzen te leveren van Uwe grote voortvarendheid en werkkracht, doch ik meen hiermede te kunnen volstaan, omdat ik> weet dat Uwe bescheidenheid zich hiertegen'5 verzet. Wat mij, en ik meen ook geheel de burgerij, het meeste treft en U zo bemind maakt, het zij nogmaals gezegd, is ook al

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1947 | | pagina 66