vvoonruimte zou worden gevorderd. Hij meent, dat het college van Burgemeester en Wethouders veel te veel beloften geven, waarvan nadien 1 blijkt, dat ze niet gehouden kunnen worden. De mensen worden dan van het college van Burge meester en Wethouders naar de adviescommissie gestuurd en andersom, de een verschuilt zich achter de ander. Hij besluit met de verklaren, dat hij bereid is de benoeming tot lid van de adviescommissie te aanvaarden, indien de houding van Burge meester en Wethouders ten opzichte van de commissie veranderd en er een radicaler woningpolitiek gevoerd wordt. De VOORZITTER zegt, dat met deze laatste commissie in geen enkel geval is afgeweken van het gegeven advies. Bij een vorige commis sie is dat wel eens voorgekomen, doch dan werd het besluit van Burgemeester en Wethouders uitvoerig toegelicht. Bij vordering dient zoveel mogelijk een eenstemmig advies van de commissie te komen, daat dit de houding van het gemeentebestuur en de adviescommissie tegenover de buitenwereld versterkt en ook omdat anders beroepsrecht op Gedeputeerde Staten open staat, hetgeen zoveel mogelijk dient te worden voorkomen. Als richtlijn zal het college van Burgemeester en Wethouders aannemen, om indien een besluit genomen dient te worden in afwijking van het advies van de commissie en de zaak uitstal kan lijden, het betreffend geval voor nader advies terug te zenden naar de commissie. Indien echter de zaak zonder uitstel moet worden beslist, zal het college van B.en W. zijn besluit uitvoerig motiveren. Bij de vorige commissie was het zelfs zo, dat de heer van den Goorbergh voor de vergaderingen der commissie eerst de zienswijze van hem vroeg, waardoor de zienswijze van beiden werd verruimd. Evenals in het verleden kan wel worden aangenomen, dat het college meestal de mening van de commissie zal overnemen. In verband met de vordering ven woonruimte voor woningzoekenden zegt de Voorzitter, dat naar zijn opvatting het eigendomsrecht een goed en oud recht is, dat zoveel mogelijk moet worden geëerbiedigd, doch dat hij het morele recht van woningzoekenden op een woning groter en voornamer acht dan het eigendomsrecht.' Door deze opvatting zal hij zich bij zijn handelingen dan ook laten leiden. Wethouder BIEMANS is bevreesd, dat de Voorzit ter te ruime toezegging heeft gedaan, be treffende de handelwijze van het college in de toekomst, daar volgens hem ieder geval afzonderlijk dient te worden bezien. De VOORZITTER merkt op, dat natuurlijk ieder geval afzonderlijk dient te woorden bezien, doch dat de samenwerking met de commissie zo groot mogelijk dient te zijn. -22 4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 224