-160-
E e ns ge z i ndhe i d
in het college
van Burgemeester
en 'Wethouders.
Bouwvolume P.Farla.
Krotopruiming
B.Martens.
Eerherstel Gemeente-
bestuur
Wethouder VAN BAAL zegt Schipperen te hebben
geadviseerd de vereiste bewoningvergunning con
form art.20 der Wederopbouw aan te vragen.
Schipperen acht zich dan gebonden aan een tijdli
miet van 10 jaren, hetgeen voor een bergplaats
niet van toepassing is.
Het lid HURKS zegt dat Schinperen de aangelegen
heid uitspeelt op de goedheid van Burgemeester
en Wethouders.
Het lid VAN DER WESTEN zegt verwacht te hebben
dat de aangelegenheid reeds lang was opgelost
en vraagt of de afgelegde eed wel wettig en
bindend is. De VOORZITTER zegt dat dit voor
Schipperen toch een gewetenskwestie is.
Hierna wordt oo voorstel van het lid HURKS
zonder hoofdelijke stemming besloten Schipperen
van den Beemt en van den Broek te sommeren als
nog binnen een termijn van een maand de vereiste
bewoningsvergunning ex art.20 der Wederopbouw-
wet aan te vragen, bij gebreke waarvan gelast
zal worden de houten woningen te ontruimen.
3. Zijn voor deze woningen de vereiste waarborgsom
men gestort en terugbetaald.
De VOORZITTER zegt hierop dat zulks inderdaad
is geschied.
4. Is er omtrent de bouw van deze houten panden
bij Burgemeester en Wethouders een eensgezind-
stahdpunt?
Het lid HURKS licht toe dat Schipperen voor
noemd namelijk uitlatingen doet, dat wanneer
men bij de Burgemeester geen resultaat mocht
bereiken, Wethouder van Rosmeulen daarentegen
tot medewerking bereid zou zijn.
De VOORZITTER zegt dat de verhouding in het
college van Burgemeester en Wethouders op dit
punt eensgezind is.
Wethouder VAN ROSMEULEN voegt hieraan toe zich
van een afwijkend standpunt in deze niet bewust
te zijn.
5. Is het besluit van de raad tot toekenning van
bouwvolume aan p.Farla, ook schriftelijk ter
kennis van betrokkene gebracht?
De VOORZITTER zegt dat zulks reeds bij schrij
ven van 26 september 1955 is geschied en de ver
eiste bouwvergunning intussen werd verleend.
6. Aan B.Martens is een krotopruimings-bouwvolume
verstrekt. Is hierbij aan de gestelde eisen
voldaan, zodat er zich voor de gemeente geen
nadelige moeilijkheden kunnen voordoen?
De VOORZITTER zegt dat de oorspronkelijk ver
leende krotopruimingsbijdrage werd ingetrokken,
omdat het krot niet werd gesloopt. Financieel
betekt dit zowel voor Rijk als gemeente een
voordeel. Het gevolg is dat een normaal bouw
volume te veel is uitgegeven, doch dat er een
krotopruimings-bouwvolume overschiet.
7' Heeft het dagelijks bestuur der gemeente, na
de uiteenzetting van de Burgemeester, gedaan in
de Gertrudisklok dd. 14 juli 1956 over de ge
meente-belastingen, eerherstel gekregen van