-304-
d. Verzoek d.d. 10 november 1958 van het Bestuur
van de R.K.Meisjesschool ex artikel 72 van de Lager
Onderwijswet 1920 tot het aanschaffen van leer
lingensets in alle klaslokalen en het aanbrengen
van marmoleum voor 9 klassen van de lagere school
en in één lokaal van de v.g.l.o. school.
Wethouder VAN DER WESTEN licht, in zijn kwaliteit
van voorzitter van de commissie van onderwijs, dit
punt toe.
Na kennisname van de rapporten van de Directeur
van Bouwtoezicht West-Brabant en de Inspecteur van
het lager onderwijs heeft de commissie ter plaatse
een onderzoek ingesteld. Het rapport van Bouwtoezicht
is afwijzend en de inspecteur onderschrijft dit rap
port. Ook bij het bezoek aan de school bleek de com
missie, dat inwilliging van het verzoek in zijn
totaliteit niet aanvaardbaar is.
Namens de commissie stelt -wethouder VAN DER WESTEN
dan ook voor de gevraagde medewerking niet te ver
lenen.
Het lid HURKS kan zich ten volle met het stand
punt van de commissie verenigen. Hij acht de ge
vraagde voorziening voor enkele lokalen echter wel
belangrijk en hij betreurt het, dat de aanvrage in
zijn geheel moet worden afgewezen; gedeeltelijke
toewijzing zou hij beter vinden, doch dit laten de
wettelijke bepalingen op dit punt niet toe.
DE VOORZITTER acht het juist om aan het school
bestuur kenbaar te maken, dat een gedeeltelijke
aanvrage kan worden toegestaan.
Het lid LOTSTRA wijst er op, dat de vorige inspec
teur van het lager onderwijs de banken 3 a 4 jaar
geleden reeds heeft afgekeurd, terwijl een eerdere
aanvrage van het schoolbestuur is afgewezen in
verband met de bestedingsbeperking. Hij is het er
mee eens, dat de banken niet versleten zijn, doch
de afwijking in de houding der kinderen is volgens
de schoolarts te wijten aan deze schoolbanken.
Daar uit de stukken blijkt, dat de vloeren voldoen
de ontluchting hebben, is z.i. het advies van de
inspecteur vóór het aanbrengen van marmoleum in de
negen klassen van de lagere school.
Hij meent dan ook, dat de gevraagde medewerking
met uitzondering van het v.g.l.o. lokaal-moet worden
verleend.
DE VOORZITTER wijst op het persoonlijk onderzoek
van de commissie, waarbij is gebleken, dat het niet
juist is om de gevraagde medewerking voor alle lokaier
toe te staan.
Het lid LOTSTRA zegt, dat in de omliggende gemeen
ten alle oude materialen moeten worden opgeruimd.
Hij acht het advies van de schoolarts doorslaggevend.
Wethouder VAN DER WESTEN antwoordt hierop, dat het
schoolhoofd de totale vervanging ook overdreven vindt.
De noodzakelijkheid tot totale vernieuwing is niet
aanwezig, daar er geen minderwaardige banken zijn.
Indien verzocht zou worden om in drie lokalen ver
nieuwingen aan te brengen zou dat kunnen worden
toegestaan.
Ten aanzien van het aanbrengen van marmoleum op
de vloeren merkt de VOORZITTER op, dat art.72 van de
L.O.wet 1920 alleen toegepast kanjworden, als de