-96— Op dit punt aangekomen moet ik een, althans voor Prinsenbeek, ernstige schaduwzij de van het nieuwe bouwbeleid in het licht stellen, een aspect dat het gemeentebestuur met de grootste zorg vervult en dat in financieel opzicht voor de gemeente tot een te calamiteit dreigt uit/groeien als niet spoedig van hogerhand ontsnappingsmogelijkheden worden geboden. Wat is immers in Prinsenbeek het geval? In het kader van de resultaten van het Overlegorgaan Breda en Randgemeenten, welk orgaan vanaf omstreeks 1956 de planologische opzet van een groot stuk Baronie beoogt te coördineren, is aan Prinsenbeek een grotere komontwikkeling toegedacht dan die welke uit een normale bevolkingsgroei zou voortvloeien, In het licht van deze taakstelling is met goedkeuring van hogerhand een uitbreidings plan van plm, 36 ha. geheel bouwrijp gemaakt, teneinde de bevolkingsexpansie in het Baronie-agglomeraat adequaat te kunnen helpen opvangen. Het complex gronden biedt naasb de openbare voorzieningen ruimte voor 600 650 woningen. Het gehele plan ligt thans uitgevoerd gereed met alle daarin ont worpen riolering en bestrating, terwijl de gronden geheel bouwrijp zijn geëgaliseerd. Na laatste oplevering zal daarin omstreeks 3.8 millioen zijn geinvesteerd, In dit plan zijn ten behoeve van een aantal bona fide bouwers in de loop van 1962 complexen grond uitgegeven, plaats biedentL voor omstreeks 170 woningen. De uitgifte van deze complexen geschiedde volgens goedgekeurde kostprijsberekening en op grond van de goedgekeurde algemene verkoop* voorwaarden voor bouwgrond (1961). Volgens deze algemene verkoopsvoorwaar- den kregen aspirant-kopers optie tot het tijd stip dat met het bouwetv zou kunnen worden aangevangen. Zij betaalden en betalen nog steeds een optierecht van 4 1/2 per jaar voor de bedongen koopprijs voor de grond. Dit rente-percentage was destijds -en ik sprei hier over contracten van omstreeks 1962- volkomen in overeenstemming met het geldende renteniveau. De moeilijkheid welke zich thans voordo< is hierin gelegen dat de minister geen rijks goedkeuring meer afgeeft voor bouwplannen welke niet per woning op individuele naam zijn gesteld. Deze beleidsombuiging is ons eerst medio 1963 door de betrokken instanties, duidelijk gemaakt. Aan de door de gemeente vói die tijd aangegane optieverplichtingen viel niet meer te tornen en nu zit de gemeente met wat je noemt "de gebakken peren".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 96