-317- Men zou nog kunnen stellen: Gedeputeerde Staten willen wel maar zij hebben van hogerhand opdracht gekregen rigoreus de gehele gebiedsstructuur op de helling te zetten. Ook dit blijkt niet het geval te zijn, /~aueaistus In een persoonlijk onderhoud dat ik medio/heb gehad met staatssecretaris Westerhout heeft deze uitdrukkelijk verklaard er geen behoefte aan te hebben de streekstructuur rond Breda op te leg gen. Hij ziet de voorstellen liever van onderaf komen en vandaar dat hij de verzoeken om gebieds- ruil tussen Breda en Prinsenbeek heeft terugge zonden toen Gedeputeerde Staten hem tijdens een dienstbezoek aan Brabant kenbaar maakten een structuurplan voor het gehele gebied rond Breda in studie te hebben. De redactie van het k.b. waarbij de voorgenomen gebiedsruil wordt afgewe zen sluit volkomen bij de woorden van de staats secretaris aan. Conclusie: Gedeputeerde Staten zijn het initiatiefnemende college in deze aange legenheid. In het midden latende of Gedeputeerde Staten niet beter het Overlegorgaan een pin op de neus konden zetten door een uiterste datum voor het indienen van een streekstructuurplan te stel len moet ik toegeven dat de gedachte welke aan de plannen van Gedeputeerde Staten ten grondslag ligt wel juist is. Het aantal grenswijzigingen rond Breda begint langzamerhand wel indrukwekkend te worden en dan is een voornemen om in één plan tot het jaar 2000 rust te krijgen niet zo onverstandig. Door boven genoemde uitspraak hebben Gedeputeerde Staten ten aanzien van Prinsenbeek reeds een blik op het de cor gegeven. P.esumerend kom ik daarom tot een verwachting dat Gedeputeerde Staten weliswaar met ingrijpende voorstellen voor het gebied rond Breda zullen ko men, maar dat van een opheffing van Prinsenbeek geen sprake zal zijn. De denklijn zou dan werden: amputatie - geen compensatie - geen likwidatie. Hen voorstel tot likwidatie zou in het 1 .ht van de bij brief van 9 feb.1966 gestelde beleidslijn toch wel inbreuk maken op de bestuursmoraal "waarmaken hetgeen men zegt". Wie de Commissaris der Koningin Dr.Kortmann kent zal moeten erkennen dat het handhaven van de be stuurlijke moraal bij hem wel in uitermate veili ge handen ligt. Erkennende dat het afwijzen van de gebiedsruil mij teleurstelt, maar geen zorgen baart, meen ik hiermede voldoende de gestelde vraag te hebben beantwoord. Ik zou echter van de gelegenheid gebruik willen maken nog eens het raadsbesluit van 9 aug.1966 onder de aandacht te brengen. Dit raadsbesluit behelsde een weigering om voor de Haagsche Beem den een uitbreidingsplan ten behoeve van Breda vast te stellen, bevroor de bebouwingsmogelijkhe den in het gebied ten zuiden van de hoogspannings kabel en liet landelijk gebied alles wat ten noorden van de kabel was gelegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 317