De VOORZITTER antwoordt, dat burgemeester en wethouders geen behoefte hebben gehad aan over leg, omdat het een volslagen onmogelijkheid is dit bedrag op de begroting te brengen. En om te gaan praten over iets, waarvan men tevoren weet, dat het niet kan worden verwezenlijkt, is toch geen juiste weg. De eerste aanvrage om subsidie door de bibliotheek - aan het begin van dit jaar is reeds een relatief hoog bedrag geweest. Mevrouw VAN DONGEN stelt, dat het verzoek niet voor het begrotingsjaar 1967 is bedoeld. Het principe-besluit is nodig om op de rijksbegro ting te komen, en dan gaat dit bij het Rijk eerst, voor 1968 gelden. De VOORZITTER antwoordt, dat met opzet geen voor stel is gedaan tot een principe-besluit. Wanneer nl. de bibliotheek door het besluit van de raad mogelijkheden krijgt ten aanzien van een rijks subsidie, en de gemeente kan haar aandeel niet betalen, dan is het niet anders dan een uitvloei sel van een tegenspel, zodat de gemeente straks zal worden verweten de schuld te zijn, dat een en ander helemaal niet kan doorgaan. De gemeente wenst hier niet te worden uitgespeeld. Mevrouw VAN DONGEN ziet meer mogelijkheden in het staan op de rijksbegroting. Wanneer de bi bliotheek er eenmaal is vermeld, dan blijft deze elk jaar op de rijksbegroting terugkomen. Indien 1 de bibliotheek van Prinsenbeek als openbare bi bliotheek in 1970 daarvoor nog niet rijp is, doch in 1975 wel, dan begint het eerst te spelen in 1975. De VOORZITTER zet uiteen, dat de raad bestuur lijk moet beslissen wat er jaarlijks moet gebeu ren. Zo is de discussie over de MrBierensweg voortgekomen uit een verlangen van een deel der bevolking, terwijl de vraag van het bibliotheek- bestuur voortkomt uit een wens van het bestuur alleen Mevrouw VAN DONGEN stelt dat er op dit gebied een behoefte is. De VOORZITTER antwoordt, dat deze behoefte nooit is gepeild. Mevrouw VAN DONGEN zegt hierop, dat de Prinsen- beekse bibliotheek de beste wisselbibliotheek van West-Brabant blijkt te zijn. De VOORZITTER antwoordt, dat een wisselbiblio theek nog geen openbare leeszaal is. Dit laatste eist nleen permanente bezetting en hiervoor acht hij Prinsenbeek nog niet rijp. Er zijn bo vendien veel meer vraagstukken, die belangrijker zijn. Spreker stelt, dat Mevrouw van Dongen zelf de zwakke stee aangeeft: het kan waarschijnlijk mits de gemeente meedoet. Aldus wordt de gemeen te het hangijzer en voor deze politiek voelen wij niets. Straks wordt er natuurlijk gezegd: wij willen wel maar de gemeente doet niet mee. Er moet duidelijk behoefte zijn. Zelfs een en- quete acht spreker nog geen maatstaf. Hij is er van overtuigd, dat wanneer hij rondgaat voor handtekeningen om te komen tot een ondergrondse naar Breda, dat men tekent, al is het alleen maar voor de gijn. Men tekent altijd. Hoofdzaak is echter dat we een zaak voor ogen hebben, waar-' van we moeten zeggen: hier schieten we te kort.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 345