Zou hoe dan ook geen gunstige beslissing voor
het schoolbestuur worden verkregen dan is er
helemaal geen aanleiding over art.50 zorgen te
maken, omdat de financiële konsekwenties dan
geheel buiten de gemeente omgaan.
Ik hoop hiermede voldoende opheldering te heb
ben verstrekt. Over de vraag of en zo ja welke
maatregelen moeten worden getroffen in verband
met het niet aanvragen van een bouwvergunning
voor de inmiddels aangebrachte afrastering zul
len burgemeester en wethouders zich in hun eersl
volgende vergadering beraden. De toepassing
der woningwet met betrekking tot het verlenen
van bouwvergunningen is een zaak die bij uit
sluiting aan het dagelijks bestuur der gemeente
is opgedragen.
Het lid AARTS zegt naar aanleiding van dit ant
woord, dat het anderzijds toch wel jammer is,
dat in de vorige vergadering niet is gesteld
door de voorzitter, dat toestemming was ver
leend voor het aanbrengen van voorzieningen.
De VOORZITTER zegt hierop, dat het niet te
zijner beoordeling was of er een afrastering
zou-komen als thans uitgevoerd. Met paaltjes
en draad zou een voorlopige afscheiding kun
nen zijn gemaakt. Het gevaar was te groot om
het zo te laten. Hij heeft geen toestemming
gegeven, en als burgemeester was hij hiertoe
ook niet bevoegd, om juist die afrastering te
plaatsen. Bovendien hebben we te maken met een
schoolbestuur dat kien genoeg is om te weten,
dat hierover niet de voorzitter van de raad
maar de raad zelf beslist.
Het lid VAN DE MOSSELAAR zegt te hebben begre
pen, dat de raad uitsluitend over de financiële
bijdrage heeft beslist, maar niet over een ver
gunning
De VOORZITTER zet uiteen, dat de beslissing van
de raad inhield al of niet medewerking, en d.at
de kwestie bouwvergunning een zaak is van bur
gemeester en wethouders. Voor zijn persoonlijke
rekening zou hij het genomen hebben als de
raad zou hebben afgewezen op grond van het feit
dat er al een afscheiding was geplaatst. Als be
stuurder was hij het nlmet deze maatregel van
afscheiding eens.
Het lid ROELEN vindt het jammer dat niet is me
degedeeld, dat met de werkzaamheden een aan
vang was gemaakt. Een kwartier na de raadsver
gadering werd hem al medegeleeld, dat de voor
zieningen klaar lagen om te worden aangebracht.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij daarvan niets
afwist
Wethouder VAN DER WESTEN zegt, dat hij de vo
rige keer achter het advies van de commissie
onderwijs stond en dat hij er achter blijft
staan. Er is vanavond al meer gehamerd op over
leg, overleg, overleg. Door bepaalde handelinge
is er nu een gevaar geschapen. Hij zegt niet
het een met het ander te willen verweven, maar
als men werkelijk bereid was geweest tot onder
handeling, dan was hier een provisorische af-»
rastering geplaatst en h®d men kunnën door
werken met de definitieve beslissing.