6. Bespreking publikatie van de bestem mingsplannen Haagsche Beemden I en II. DE VOORZITTER dankt de commissie voor hun werk en zegt dat de leden van de Raad op de tweede dinsdag in september zullen worden be ëdigd. De VOORZITTER deelt mede, dat conform de toe zegging in de vergadering van 28 juli 1966 de Raad thans in de gelegenheid is geweest het door Breda ontworpen bestemmingsplan Haagsche Beemden te bestuderen en dat thans -vóór afloop van de termijn inzake het voor- bereidingsbesluit- dit plan opnieuw aan de orde komt. Hij licht toe, dat het plan als zodanig nog kort geleden is kunnen besproken worden met het gemeentebestuur van Breda. Hierbij is aan dit gemeentebestuur mededeling gedaan van onze verontrusting om tot publicatie van dit plan over te gaan. Hoofdnoot hierbij was de omstandigheid, dat Prinsenbeek bij publi catie reeds gaat doen wat Breda zou gaan doen na verkrijging van het gebied, ofwel vooruit lopen op de onderling besloten gebiedsruil, terwijl in het gebied van de Rith en omgeving niets gebeurt. Bovendien dient Prinsenbeek een eigen verantwoordelijkheid te dragen voor zijn beleid, wat inhoudt dat het gemeentebe stuur de belangen van de eigen ingezetenen heeft te dienen en eerst op de tweede plaats het dienen van belangen in verder verband. Publicatie van het plan zou kunnen betekenen dat men de ontwikkeling van het gebied Haag sche Beemden als vaststaand zou aannemen ter wijl de overgang van het gebied achter het Liesbos ergens zou achterraken. Dit bezwaar heeft Breda zeer reëel ontvangen en men had er ook wel begrip voor. Een andere moeilijkheid is, dat Gedeputeerde Staten destijds niet spontaan de voorstellen der beide gemeenteraden hebben overgenomen, doch dat het verzoek is gedaan om voor het gehele gebied rond Breda een toekomstplanning op te stellen. Met name verlangde men van het overlegorgaan Breda-Randgemeenten een visie tot het jaar 2000 en hierbij voornamelijk een duidelijke uitspraak wat Breda in de toekomst zou nodig hebben voor stadsontwikkeling in dien het gebied van de Rith en omgeving hier voor zou wegvallen. De VOORZITTER zegt tot zijn spijt te moeten mededelen, dat de studie van dit toekomstplan tot nog toe bedroevend langzaam werkt in het Overlegorgaan. Hij zegt hierbij uitdrukkelijk de gemeente Breda van enig verwijt te moeten vrijwaren, omdat Breda herhaaldelijk bij mon de van Wethouder Vermeulen zeer scherp heeft aangedrongen op snelle opstelling van dit toekomstplan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 275