-125-
Rierin kan hij achter de visie van de heer
Lemmens gaan staan. Maar hij moet opleveren,
wat hij destijds heeft beloofd, maar dan ook
tegen dezelfde prijs. De heer Lemmens is des
tijds zelf pleitbezorger geweest voor de aan
leg van riolering, dus moet hij niet om een
meter gaan tegenwerken.
Mevrouw van DONGEN constateert, dat het dus
ook zonder die ene meter zou kunnen worden
opgelost
De VOORZITTER resumeert, dat men niet oneer
lijk mag zijn tegenover de anderen. De Raad
kan de zaak ofwel terugdraaien ofwel tot
onteigening overgaan. Onteigening kost veel
geld. hij constateert, dat de Raad de medede
ling van burgemeester en wethouders voor ken
nisneming wil aannemen.
'-'onder hoofdelijke stemming worden al deze in
gekomen stukken (a t/m v) voor kennisgeving
aangenomen
k. Voorstel tot vaststelling van het be
drag per leerling voor het bijzonder
onderwijs voor 1968 (ƒ.00.50).
5. foorstel tot vaststelling van de 26e
wijziging gemeente-begroting 19&7
i.v.m. voorzieningen aan de R.K.Jon
gensschool (aanvullend bedrag ver
nieuwen drie vloeren, vernieuwing
een vloer i.v.m. aantasting door zwam-
vorming, vernieuwen van overgordijnen.
6Voorstel tot het verlenen van machti
ging aan Burgemeester en wethouders
tot het aangaan van kasgeldleningen en
tot het a deposito plaatsen van tijde
lijk overtollige gelden voor het jaar
1968.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform
het voorstel besloten.
->onder hoofdelijke stemming wordt conform het
voorstel besloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het
voorstel besloten.
7. Voorstel tot vaststelling van het kre
diet in rekening-couranb bij de N
Bank voor Nederlandsche Gemeenten en
de Boerenleenbank Prinsenbeek.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform
het voorstel besloten.
Voorstel tot het wijzigen van de ge
meenschappelijke regeling voor de keu
ring van vee en vlees, als bedoeld in
de vleeskeuringswet
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform
het voorstel besloten.
Voorstel tot wijziging van de IZA-rege- De VOORZITTER zegt, dat de raadscommissie
ling hpord-Brabant^inanciën in zijn rapport aangeeft "dat zij
de noodzaak van de oprichting van een kosten
verhogende stichting1,1 die de diverse "Insti
tuten Ziektekostenvoorzieningen ambtenaren"
zal gaan adviseren, niet inziet; hierbij
wordt overwogen, dat deze instituten nu reeds
onderling contact met elkaar hebben omtrent
de diverse problemen".
Wethouder van der WESTEN licht toe, dat de
commissie graag een meer duidelijke uiteen
zetting wenst omtrent het doel en de strek
king van dit voorstel.