-73- gegeven aan de Prinsenbeekse schooljeugd. De VOORZITTER stelt, dat hier geen namen moe ten worden genoemd. De naam is niet belang rijk. Het is een inwoner zoals ieder ander. Het is aan Burgemeester en wethouders om toe- passing te geven aan de wet. De Raad wordt enkel gevraagd of Burgemeester en wethouders de wet onjuist hebben toegepast. De Raad is in gevallen als deze een beroepsin stantie over administratief recht. De Raad wordt door de wet als rechter aangewezen om te oordelen of Burgemeester en wethouders zich aan de wet hebben gehouden. Artikel 20 der Wederopbouwwet in dit geval toepassen is een schoolvoorbeeld zoals het juist niet moet. De Raad accepteert dan een bepaalde structuur en de planoloog moet dan reeds rekening hou den met deze restrictie. Het lid VAN GEEL stelt, dat betrokkene er wel kan bouwen mits met een halve hectare grond. De VOORZITTER antwoordt, dat betrokkene dat alleen kan als hij agrariër is. Het lid VAN GEEL zegt te begrijpen, dat voor dit landelijk gebied straks een bestemmings plan zal volgen. Derhalve zou betrokkene over enkele jaren daar wel kunnen bouwen nl. wan neer het bestemmingsplan is vastgesteld. Hij is van mening, dat we mens moeten blijven. r moeten uitzonderingen mogelijk zijn. Ook voor A.K.U.-woningen in Zuid en voor de bejaarden woning in West is artikel 20 toegepast. De VOORZITTER repliceert, dat in deze gevallen toepassing is gegeven aan geringe afwijkingen in een bestaand en goedgekeurd bestemmings plan. Het landelijk gebied heeft echter geen bestemmingsplan. Bovendien zijn er in Prinsen beek momenteel woningen voor elke beurs ver krijgbaar. Het lid WILDHAGEN zegt, dat de Raad in dit geval de administratieve rechter is, doch dat de Raad ook moet besturen. Met de dode letter van de wet in de hand valt er niet te bestu ren. Het lid Mevrouw van DONGEN zegt te hebben ver nomen - onder alle voorbehoud indien het te gendeel waar mocht zijn - dat er in de Kapel straat een tuinder woont, die destijds van de gemeente toestemming kreeg o® daar te blijven wonen mits hij niets van zijn tuingrond ver kocht.Nu blijkt, dat op deze tuingrond een woning is gebouwd. De VOORZITTER vraagt wie dat kan zijn, doch Mevrouw van Dongen kent niet de naam. De wo ning waarover het gaat, is die van Wethouder van der Westen. De VOORZITTER antwoordt, dat er hier een uit breidingsplan geldt, en dat het gehele bouw land daar met woningen kan worden bebouwd.De voorwaarde, door Mevrouw van Dongen aangehaald kan nooit zijn gesteld. Wethouder van der WESTEN licht toe, dat de be trokken tuinder in 19^5 bij onderhandelingen een dermate wilde prijs voor zijn grond vroeg, dat de gemeente van aankoop heeft afgezien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 73