-180- Wethouder van der WESTEN zegt, dat het voor- ,t- stel door burgemeester §n Wethouders is ge- ligt daan aan de hand van de wettelijke mogelijk- .ij, heden, welke de aanvragers in de hand hadden. en Nadien zijn hierover meerdere gesprekken ge- e volgd, en in de commissie- ergadering is door. de heer Jansen een totale toelichting gegeven ren over de feiten en mogelijkheden. Wij zijn er .heb- van overtuigd, dat dit aan de wettelijke mo- at gelijkheden niets afdoet, doch niettemin acht spreker het door de heer Jansen naar voren e gebrachte zeer reëel, vooral in het belang vanhet de kinderen. Men gaat toch ook geen winkels kt bouwen als er nog geen woningen staan. De ho- heer van de Mosselaar suggereert wat er in 1 de naaste toekomst mogelijk kan gaan gebeuren,en- doch als dat mogelijke is gebeurd, is dan het moment niet aangebroken om handelend op te treden; dat er dan een aanvraag komt, die meartho- op reële basis en op meer welslagen is ge richt. Wat de heer Jansen voorstelt houdt is. meer realiteit in, al druist het dan misschiei tegen de wet in, en het zal de kinderen ten goede komen als zij in eerste instantie ver- en voerd zouden worden naar de dichstbijgelegen openbare lagere school. Mocht dit aantal uit- cht groeien, dan kan men meer verantwoord en meer ent bewust overgaan tot stichting van een eigen openbare school. u De heer JANSEN vraagt hieraan te mogen toe- o- voegen, hij heeft deze uitdrukking ook reeds doet elders gebezigd, "onderwijs is er voor de kin- er deren, het is er niet voor de school en de de docenten". En dat is het uitgangspunt van en mijn verweer. Het kind wordt in de toekomst gedupeerd, en daarom verzet ik me hiertegen, aan ondanks de wet. :h De heer van de MOSSELAAR zegt het eens te c de kunnen zijn met de heer Jansen, wanneer blijktaads dat het leerlingenaantal te klein is nlmet twee of zelfs drie leerkrachten. Dit gaat dan fers ten koste van het onderwijs van het kind. Hij ïsen zou echter willen voorstellen welwillend te- as genover deze aanvraag te staan. Hij vraagt de zich af of het uit wettelijke overwegingen wel mogelijk is afwijzend tegenover deze aan- 5- vraag te staan. De heer JANSEN stelt, dat ieder zijn eigen Iers mening en zijn eigen verantwoordelijkheid dat moet dragen. U hoeft er niet afwijzend tegen- lit over te staan, ik - aldus de heer Jansen -sta er wel afwijzend tegenover. Ik heb een eigen /on verantwoordelijkheid tegenover de leefbaar- /e heid in deze gemeente en een eigen verant- lar- woordelijkheid tegenover de opvoeding van de .jn, jeugd in deze gemeente, voorzover ik daarin kan meespreken. En wanneer ik weet, dat deze jeugd wordt gefrustreerd door het creëren van m deze school, dan ben ik daar tegen. En dan ie- zal de wet, de Kroon, de verantwoordelijkheid >n moeten dragen, die ik niet neem. Wij hebben sn onze eigen verantwoordelijkheid als Raadslid, anders zou ook het besluit hier niet genomen ité moeten worden. Deze verantwoordelijkheid wens n ik ten volle te dragen, en wanneer wij in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 180