Raad 4-8-70/4.
do notulen van 7 .juli 1970.
Heer Rooien; ik heb hierop enkele aanmerkingen;
- op pagina 4 ten aanzien van de ingekomen stukken zou door de
heer van de Mosselaar gevraagd zijn naar de overschotten van
de kaartjes vermakelijkheidsbelasting n.l. of dit zou zijn
uitgezocht; ik meende, dat ik die vraag zelf gesteld had, in
mijn fractie was men daar zeker van; ik heb de heer van de
Mosselaar inmiddels gevraagd of de notulen correct waren, maar
hij kon zich niet herinneren deze vraag te hebben gesteld; ik
ben nog steeds de mening toegedaan, dat ik deze vraag aan de orde
heb gesteld.
Wethouder van der Westen: ik herinner me wel, dat door de hoer van
de Mosselaar naar deze kaartjes is geinformeerd, en dat daarna een
vraag is voorafgegaan van de heer Roeien, is mij ook bekend.
Heer van de Mosselaar; het lijkt mij het beste, dat men het bandje
afdraait; ik kan het mij niet meer herinneren; de heer Roeien kan
het zich wel herinneren en dan trek ik mij liever terug.
(de bandrecorder wijst uit, dat de bewuste vraag is gesteld door
de heer Roeien; een eventuele vraag van de heer van de Mosselaar
is - vanwege het rumoer tijdens dat moment van de vergadering -
niet te reconstrueren, not.)
Heer Roeien; - op dezelfde pagina staat de bewuste kwestie, die vorige
keer nogal uitvoerig in bespreking is geweest naar aanleiding van hot
verzoek door de heer van Oosterhout, of een klacht van de heer van Oos
terhout ten aanzien van de heer Timmers; er staat "deze kwestie is
vorig jaar al besproken"; ik ben er van overtuigd dat er toen over
mest nooit is gesproken en deze alinea - misschien heb ik me wat onge
lukkig uitgedrukt - kan er nooit zo staan, want juist vorig jaar, toen
deze zaak aan de orde geweest is, ging het juist over die mestvaalt;
ik heb hier uitdrukkelijk bedoeld, dat er over mest nooit gesproken
was toen die bewuste buren tesamen nog in tevredenheid leefden, en
da.tzodra die tevredenheid er niet meer was, de mest het gedaan had.
- op pagina 8 staat iets, wat misschien een klein beetje
ongelukkig geplaatst zou zijn naar aanleiding van wat we over de veeg-
machine besproken hebben; chronologisch weergegeven heeft mevrouw van
Dongen aan Wethouder Hurks nogal eens gevraagd om de veegmachine te
betrekken bij de randgemeenten; er is toen door de wethouder geantwoord,
en dat was voor mevrouw van Dongen op dat moment niet voldoende, en
die is daarop nader ingegaan; nadat zij een bepaalde zin - in welke
samenstelling kan ik mij niet herinneren - gebruikt heeft om toch te
trachten in ieder geval bij de randgemeenten die veegmachine te betrek
ken omdat die mogelijkheid er misschien zou kunnen zijn - het waren
voor ons allemaal vraagtekens - toen heb ik, en nooit na de heer van
de Mosselaar, maar wel na mevrouw van Dongen, gesteld, dat als een der
randgemeenten voor een veegmachine in aanmerking kwam, dat het dein de
gemeente Prinsenbeek was, die van alle randgemeenten veruit het snelst
aan het uitbreiden is; hier staat weergegeven, dat door mij na de heer
van de Mosselaar gezegd zou zijn "de uitbreiding als randgemeente vraagt
om een veegmachine"; deze weergave vind ik niet zoals die geweest is
zonder - en dat wil ik uitdrukkelijk stellen - afbreuk te doen aan de