- 2 - Wethouder M. van der Westen wees op het uitdrukkelijk verzoek van do Inspecteur van de Volksgezondheid on nabij de opge worpen zandwal een deugdelijke afrastering te plaatsen. Hij verzocht Openbare Werken hieraan bijzondere aandacht te willen schenken. Voorts had de Inspecteur veel lof voor hetgeen hier op korte ternijn tot stand was gebracht. De Heer Dirven gaf het College van Burgemeester en Wethouders het advies om de vissersboten te doen meren aan de kant van het eigendom van de heer Ant. v.d. Klundert en de plezierboten te doen plaatsen aan de opgeworpen wal aan de noordzijde van de zonneweide. Pc voorzitter voelde wel voor deze gedachte en zei van oor deel te zijn, dat het meren van boton gebonden diende te worden aan een vergunning van Burgemeester en Wethouders. Ook het hef fen van een liggeld voor boten achtte hij alleszins redelijk. Wethouder Rooien had dezer dagen nog een gesprek met een der badmeesters die hem ongevraagd had medegedeeld, dat een relatie tussen het zwembad en het meren van plezierboten niet aanvaard baar was. Hij was daar heel nadrukkelijk in, aangezien daardoor het overzicht op het zwembad bemoeilijkt werd. Wethouder Rooien stelde voor Burgemeester en Wethouders machti ging te verlenen om met de Directie van het Sportfondsenbad in Breda overleg te plegen inzake het afmeren van boten e.d. De Raad ging zonder hoofdelijke stemming accoord met de nota van Burgemeester en Wethouders inzake "de Kuil" en het voorstel van wethouder Roeien. Tenslotte gaf de heer Dirven Burgemeester en Wethouders in overweging het motorisch vervoer van en naar "de Kuil" in goede banen te leiden. Hij dacht daarbij o.a. aan de huisvuil- wagen, de aanvoer van consumptie-artikelen,enz,. Het is voor de badgasten hinderlijk, indien deze wagens plm. 3 of 4 uur in de middag komen aanrijden. De voorzitter antwoordde, dat deze zaak moet worden overge laten aan het beleid van de verantwoordelijke wethouder. De heer van de Mosselaar vroeg of het mogelijk was ook zwak- alcoholische dranken aan "de Kuil" ten verkoop aan te bieden. In de door Burgemeester en Wethouders afgegeven vergunning werd zulks thans uitdrukkelijk uitgesloten. De voorzitter repliceerde, dat de verkoop van bier wellicht in beginsel niet behoeft te worden uitgesloten, doch hierover zal nog in het College van Burgemeester en Wethouders van gedachten worden gewisseld. Indien verkoop van zwak alcoholische dranken wordt toegestaan, dan zou dit tenminste dienen plaats te vinden op eigen gemeentelijk terrein en door de zorg van de gemeente zelf.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 117