-3-
concreet liggen de feiten thans, dat een streekplan is vastgesteld,
waarbij aan de Haagsche Beenden woningbouw tot uitbreiding van de
stad Breda is toegewezen, echter niet - zoals Breda voornenens was -
tot in de Lage Vught, zodat de vraag rijst, waaron dan wel Teteringen
noet worden opgeheven; ten aanzien van Rith en Effen waren Gedeputeerde
Staten van oordeel, dat dit gebied in de toekonst voor stadsuitbreiding
nodig zou kunnen zijn, naar in het streekplan heeft het zijn huidige
functie behouden; Terheijden is door het herindelingsplan der West-
Brabantse riviernonden bestenpeld on Wagenberg aan Made kwijt te ge
raken, waardoor Terheijden zo klein zou worden dat het heter bij
Breda kon gevoegd worden;
ten aanzien van Prinsenbeek stelden Gedeputeerde Staten, dat de be
langen van Rith en Effen beter door Breda konden worden verzorgd, en
dat dan Prinsenbeek slechts 4*500 zielen overhield;
toen wij Gedeputeerde Staten opmerkzaam maaktal dat dit cijfer uit
1959 stamde - thans heeft Prinsenbeek 8.500 inwoners - kwam het argu
ment dat Prinsenbeek een stadswijk aan het worden is, waarmede men dus
in de overgang van 4*500 naar 8.000 zielen een dorpskern tot een stads
wijk maakt; na onze opmerking hierover hebben Gedeputeerde Staten thans
"de verwevenheid van belangen met Breda" als argument gebruikt, omdat
Prinsenbeek met zijn beter gekwalificeerde woningbouw zuigkracht zou
gaan uitoefenen op de woningbouwplannen van de Haagsche Beemden; als
een gemeente als Prinsenbeek gevaar loopt zo'n zuigkracht te gaan uit
oefenen, dan rijst bij ons de vraag of West-Brabant - want Breda heeft
een functie voor geheel West-Brabant - dan niet concurerend is voor de
woningbouw van Breda;
overigens strijdt deze opvatting inzake "de zuigkracht ten nadele van
een stad met een centrumfunctie" met zichzelf want centrumfunctie
houdt in, dat er een periferie moet zijn;
de opheffing van deze gemeenten rond Breda is dus van geen wezenlijke
betekenis, bezien in het licht van de functie van Breda voor geheel
West-Brabant;
sprekende over deze facetten in het raadslieden-contact, is duidelijk
naar voren gekomen, dat de gemeenteraadsleden van Breda niet gelukkig
waren met de gebiedsruil; hiervoor hebben wij begrip, omdat Breda uiter
aard vecht voor het behoud van de eigen mensen op eigen grondgebied;
en hoewel wij - Mevrouw, Mijne Heren - de gebiedsruil uit functioneel
oogpunt nog altjjd als een praktische en goede oplossing zien - mag
hier niet worden gememoreerd dat de overeenkomst tot gebiedsruil de
landelijke pers heeft gehaald als een exempel van bovengeneentelijk
denken - toch zijn wij primair van oordeel dat er overeenstemming dient
te blijven tussen de Raad van Breda en de Raad van Prinsenbeek;
gezien de verhoudingen in het raadslieden-contact wordt het volgende
voorgesteld "ingeval de overgang naar Prinsenbeek van het gebied
Rith en Effen een wederzijdse overeenstemming in de weg zou staan,
dat de Raad van Prinsenbeek bereid is niet langer aan te dringen op
die gebiedsruil, en te berusten in een overgang naar Breda uitsluitend
van het gebied der Haagsche Beemden Oost, waarvoor onlangs een be
stemmingsplan ten behoeve van de Bredase woningbouw door Uw Raad is
vastgesteld":
-de-