-7-
Ind.erd.aad is de functie voor Prinsenbeek een beperkte, naar de ge-
neente pretendeert niet neer en heeft, naar onze nening, in het ver
leden getoond deze taak goed aan te kunnen.
Die beperkte onvang van Prinsenbeek brengt ons tevens cp een ander
probleen, dat vooral in Breda nogal verkeerd begrepen schijnt te
worden, gezien de uitlatingen aldaar nl. de angst dat door het zelf
standig blijven van Prinsenbeek net de woningbouw in de Haagsche
Beenden Oost niet begonnen zou kunnen worden en, een tweede veronder
stelling, dat van de aantrekkelijke geneefite Prinsenbeek een zuig
kracht zou uitgaan inzake de woningbouw. Met betrekking tot het eer
ste kunnen we kort zijn: Breda kan, wat ons betreft, norgen al be
ginnen te bouwen; niets, althans Prinsenbeek niet, staat haar daar
voor in de weg.
Wat betreft de tweede veronderstelling nl. die van de zuigkracht die
zijn ongunstige weerslag zou hebben op de te bouwen woningen in de
Haagsche Beenden, lijkt ons de angst eveneens ongegrond; inners
Prinsenbeek heeft zijn definitieve onvang praktisch bereikt.
Zal er bij de uitvoering van het plan Haagsche Beenden nog van zuig
kracht sprake zijn, dan zal die dan wellicht te verwachten zijn van
verder van de grote stad af gelegen kernen, naar zeker niet van hier.
Mijnheer de Voorzitter, naast de algenene functie die Prinsenbeek is
toebedacht in het streekplan hebben wij, als geneente, ook een duide
lijke, eigen taak.
Dit op zich is niets bijzonders; voor elke geneente geldt de plicht,
in deze welvaartsstaat, voer de inwoners een optinaal leefklinaat
en verzorgingsniveau te scheppen. Het daarnaast eigene van Prinsenbeek
is dat we binnen korte tijd kunnen zeggen dat 60 tot 70 van de
inwoners zal bestaan uit de groep van de allochtonen, nieuwe bewoners,
die merendeels bewust de grote stad ontvlucht zijn.
We praten wel steeds over geneenten, naar uiteindelijk gaat het on
het itfelzijn van de nensen die er wonen en belangrijk hier is, dat
juist de integratie van autochtonen en allochtonen, al goed op gang,
het best tot zijn volledige vorn zal konen onder een eigen, zelf
standig bestuur. Zien we nu al niet dat de betrokkenheid net het
geneenschappelijk gebeuren in een geneente als de onze veel groter
is, dan in welke willekeurige grote stad?
De verschillen in opkonstpercentages bij de vorig jaar gehouden ge
meenteraadsverkiezingen mogen nede als bewijs daarvoor dienen; Breda
52 °/o, Prinsenbeek 68 c/o.
grote aantallen gaat elk bestuur een gecompliceerd beeld vormen
waardoor het voor de burger ondoorzichtig wordt, die daardoor dan
zijn interesse verliest. Dit gevaar is des te groter als bepaalde
gedeelten van een gemeente excentrisch zijn gelegen.
Men kan hier tegen opwerpen dat er altijd nog mogelijkheden zijn
om een plaatselijk bestuur als wijkraad of bestuurscommissie in te
stellen, maar de praktijk wijst duidelijk uit, dat deze bestuurs
vormen weinig aanslaan, enerzijds omdat de bevoegdheden van derge
lijke bestuursorganen beperkt zijn en anderzijds omdat men veelal
nog op het centrale apparaat zal zijn aangewezen.
-Bovendien-