- 22 - a. dat we aan de redelijkheid van de wensen van onze inwoners zoveel mogelijk zullen trachten tegemoet te konen. b. dat we aan de verfraaiing van onze geneente een zo groot nogelijke zorg besteden. 3. Dat we het particulier initiatief inzake wensen op het gebied van woningbouw en andere bebouwing zo groot noge lijke ontplooiingskansen bieden, waarbij er idee'dl van uitgegaan wordt de bebouwingsvoorschriften to zien niet als ten laste van de plaatselijke bevolking, naar als ten dienste van de bevolking. Daaron willen wij U verzoeken on tot stenning van dit voorstel over te gaan en bij een eventuele aanvaarding bedoelde connissie te benoenen; Ter nadere infornatie: Woningwet: art 2. sub 1. Do gemeenteraad stelt oen bouwverordening vast; sub 2. Voorzover de voorschriften van een bostenningsplan niot overeenstennen net bepalingen van do bouw verordening blijven deze bepalingen buiten toepassing. Woningwet art. 3. sub 1. De bouwverordening bevat voorschriften ontrent het bouwen van gebouwen, sub 2. Deze voorschriften betreffen in ieder geval: a. de wegen aan welke mag worden gebouwd. b. de voorgevelrooilijn. c. de achtergevelrooilijn. d. de plaatsing van de gebouwen ten opzichte van elkaar. e. hechtheid, f. beperking brandgevaar. g. afvoer water en vuil. h. weren van ratten, nuizen. i. het uiterlijk, zowel op zichzelf als i.v.n. omgeving. sub 3. Verdere voorschriften betreffende o.a. a. grootte en indeling, b. afmetingen open erf. c. ligging en grootte vertrekken. d. hoogtepeil vloer. e. voorkomen, van vochtigheid e.d. De voorzitter is van mening, dat alleen de vraag geldt of Burgemeester en Wethouders bij deze 4 beslissingen hun plicht hebben gedaan t.a.v. de voorschriften; er noet een leidraad zijn; de Raad en ook hijzelf hebben de eed afgelegd dat zij de voorschriften zullen naleven; wij zitten hier voor het algeneen belang, en niot on bepaalde nensen te dienen;het redigeren van te wijzigen voor schriften is overigens geen werk voor raadsleden;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 90