De voorzitter wijst er op, dat een toezegging niet hetzelfde is
als een amendering en dat de belangrijkste opmerkingen worden ge
notuleerd. Het zou onjuist zijn elk detail te vermelden. Als voor
beeld stelt hij de wetsbehandeling, waarbij verwezen wordt naar
de parlementaire geschiedenis.
Nu dient men of de notulen aan te nemen of terug te nemen.
Hij zegt toe, dat in de toekomst bij het notuleren met de gemaakte
opmerkingen meer rekening zal worden gehouden.
De Heer Dirven stelt voor aan de omschrijving toe te voegen: "met
de opmerkingen der raadsleden zal rekening worden gehouden".
De Heer van de Mosselaar attendeert er op, dat de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders schriftelijk vast liggen, doch dat de
gedane toezeggingen soms niet meer kunnen worden teruggevonden.
De voorzitter kan met het evengenoemde geheel instemmen en beves
tigt dat hiermede in de toekomst rekening zal worden gehouden.
De Heer Miltenburg meent dat abusievelijk op bladzijde 10 tot
uiting is gekomen als zou er te veel aandacht aan Beek-Vooruit
geschonken worden. Zijns inziens kan zelfs aan deze vereniging
nooit voldoende aandacht worden besteed.
Verder is de opmerking (dezelfde pagina) "dat er in 1937 net vijf
envijftig elftallen op drie velden is gevoetbald" onjuist, daar ge
zegd is, dat thans met vijfenvijftig elftallen op drie velden wordt
gespeeld.
De voorzitter merkt op, dat de secretaris met de Heer Miltenburg
over de wijziging contact zal opnemen.
De Heer Locks vraagt of het monster voor het brandweeruniform reeds
ontvangen is; verder informeert hij naar de stand van zaken betref
fende aanschaf der brandweerwagen van Breda. Volgens zijn zegsman
is deze aankoopmogelijkheid nog aanwezig.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het monsterjasje tijdens de pauze
bekeken kan worden en de Heer Miltenburg derhalve zijn deskundig
oordeel kan uitspreken; hij vraagt de Heer Locks de zegsman te noemen
of deze in contact te brengen met de voorzitter.
Wethouder Roeien deelt naar aanleiding van deze vraag mede, dat
onlangs van de gemeente Breda met betrekking tot de brandspuit een
schrijven is ontvangen, waarbij Prinsenbeek in kennis wordt gesteld
van het gesloopt zijn van de onderhavige brandweerspuit.
De Heer Locks stelt, dat de commandant brandweer zijn zegsman is.
De voorzitter antwoordt hierop, dat met de commandant der brandweer
de aanwezige aankoopmogelijkheden van een brandspuit wordt onder
zocht en dat men binnenkort in Oost-Brabant bij verscheidene gemeen
ten gaat kijken.
De Heer Locks kan met het voorafgaande geheel instemmen.
-2-