-7-
De heer Dirven vindt het wenselijk weer eens te komen tot
een informeel raadsledencontact» Prinsenbeek zou een derge
lijke uitnodiging kunnen doen uitgaan. De vraag rijst wat
men als eenling van het werk binnen deze regio weet en wat
er leeft in de stadsrandgemeenten en in Breda.
De heer van de Hosselaar acht een bijeenkomst van de raads
leden (raadsledencontact) raadzaam en vooral op dit punt nuttig.
De voorzitter kan hier geheel mede instemmen doch ziet dit
niet als officieel besluit van de Raad. Hij spreekt de verwachting
uit dat de pers aan het I i.er besprokene wel aandacht zal besteden.
De heer Dirven stelt voor vast te stellen, dat een informeel
overleg met raadsleden uit de omliggende gemeenten nodig is.
Wethouder Roeien wijst erop dat er naar zijn mening een geweste
lijk verband zal komen, Rotterdam is actief en wij moeten oppassen.
De heer Hennekam is van mening dat niet rustig moet worden
afgewacht;op de huidige gang van zaken dient te worden gerea
geerd.
Wethouder Roeien merkt op dat het College van Gedeputeerde
Staten zelfs al verdeeld is over de gewestvorming.
De voorzitter ziet in de nota van Gedeputeerde Staten niet
een gewest West-Brabant; men spreekt nog over regio's.
Do heer Jansen onderschrijft dat kleine gemeenten het verzor
gingspakket niet kunnen waarmaken; verbanden zoals regio en
gewest zijn noodzakelijk, maar in de regio Breda ontbreken
zelfs grote stukken (Oosterhout en Etten-Leur). Men moet
in de regio doorstoten naar een genest. Daarom moet het per
soneelsbestand in de regio worden beperkt.
De voorzitter vindt dit duidelijke taal, doch betreurt dat
de regio deze taal nog niet verstaat.
De heer Dirven benadrukt in dit verband de noodzakelijkheid
van het raadsledencontactBergen op Zoom en Roosendaal zette
zich af tegen een gewest.
De heer Jansen is van mening dat men nu de moed moet opbrengen
de vorenstaande gedachten op tafel te brengen; nu is het een
kind met een lam handje»
Wethouder Roeien Bergen op Zoom en Roosendaal gaan samen
vanwege de noodzaak. Bij de behartiging van bepaalde zaken
valt aan samenwerking niet te ontkomen.
De heer Hennekam vraagt zich af welke richting de samenwerking
gaat, nu zelfs Gedeputeerde Staten al verdeeld is.
De heer van de Mosselaar is van oordeel dat de doelstelling
niet mag zijn een ambtelijk apparaat op te bouwen tegen het
gewest; dit zou de zaken te veel vertragen, doch vraagt zich
af wat de taak van de regio is.
De voorzitter merkt eerlijkheidshalve op dat ambtenaren in
regio's samen gaan praten; dit houdt weer het gevaar in dat
het een ambtelijk onderonsje wordt.
Wethouder Roeien wijst op het recreatieplan alsmede de groen-
gordel rond Moerdijk; Rotterdam betaalt slechts een futiliteit
der kosten, hetgeen niet geheel juist is.