-17-
De Heer Dirven suggereert de drie aanvragers bij Openbare Werken
op te roepen en de kosten toe te lichten.
De voorzitter wijst op de mogelijkheid deze kosten middels het
opleggen van belasting terug te vorderen.
Wethouder van der Westen vraagt zich af wie dat nog kan betalen.
Zijns inziens kan het bij deze drie panden nog net.
De voorzitter zegt toe na te laten gaan wat de kosten bij verlenging
zijn; verder zal met de potentiele aansluiters overleg worden ge
pleegd.
Burgemeester en Wethouders zullen eerst nagaan wat de kosten bij
verlenging van hoofdleiding bedragen en zullen hierover met de po
tentiele aansluiters overleg plegen.
21* Voorstel tot het opnieuw vaststellen van de verordening op de hef
fing van een straataanlegbelasting.
De voorzitter stelt dat de commissie financien bezwaar heeft tegen
een verhoogde belasting, doch toont de noodzakelijkheid der verho
ging aan.
De Heer van de Mosselaar zegt dat het bezwaar alleen de argumenta
tie betreft. Het opnemen van kostenstijging der andere wegen vindt
hij onjuist.
Wethouder van der Westen spreekt zijn voorkeur1 uit om de kosten per
straat te nemen, zodat voorkomen wordt dat smalle straten meebetalen
voor brede. Hij acht het derhalve raadaaam deze zaak terug te nemen.
De voorzitter is van mening, dat eerst dient nagegaan te worden
waar nog gebouwd kon worden en wat de kosten per straat bedragen;
hij stelt derhalve voor het voorstel terug te nemen.
Conform de mening der Raad wordt het onderhavige voorstel
teruggenomen.
22» Hota naar aanleiding van een verzoekschrift in verband met bouwen
in het landeli.ik gebied.
De voorzitter merkt op, dat iedereen het er over eens is dat dit
verzoek iedere realiteit mist.
De Heer Dirven zegt zich niet te kunnen verenigen met dit gezegde.
Zijns inziens is de stelling "pony is niet agrarisch" onjuist. Een
nadeel is dat het houden van pony's geen hoofdberoep is.
Hen kan deze zaak alleen afwijzen, indien de desbetreffende persoon
in beroep komt. Hij geeft in overweging in de bestemmingsbepalingen
"pony-fokkerij" op te nemen.
De voorzitter stelt, dat indien men deze gedachte onderstreept, men
een stallencomplex moet eisen.
Wethouder Roeien vindt dat bestemming voor de kostwinning niet nood
zakelijk is, daar verzoeker handelt in ijzer.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel het
verzoek afgewezen.