Notulen van de openbare vergadering van de Raad der Gemeente
Prinsenbeek van 19 december 1972, gehouden ten gemeentehuize.
Aanwezig de leden: 1. C.J. Roeien;
2. M.C. van der Westen;
3. H.J.F.M. Dirven;
4. mevrouw C.T.M. van Dongen;
5. J. van Géel;
6. B.M.J. Hennekam;
7. A.J.C. Hurks;
8. mr. J.R.A. Jansen;
9JALockx
10. P. Miltenburg;
11. Hde Raat
Afwezig (zonder kennisgeving): J.A.A. van Gorp;
(met kennisgeving) P.H.J. van de Mosselaar.
Voorzitter: P.J.A. Baetens.
Secretaris: P.P.A. van Hal.
1 Begrotingen 1 973.
De voorzitter opent de vergadering met het openingsgebed en stelt
onmiddellijk de behandeling van de begroting 1973 aan de orde.
De voorzitter stelt voor om eerst de leden van het College van
burgemeester en wethouders te laten antwoorden op de algemene
beschouwingen, en vervolgens de discussie open te stellen.
Antwoord van burgemeester en wethouders op de algemene beschouwingen.
De voorzitter merkt op dat fractie I het beleid van het college
in bijna lovende zin benadert. Dit in tegenstelling tot de coalitie
die getracht heeft zo veel mogelijk kritiek te leveren.
Door de heer Jansen wordt in zijn gedachtenopstelling wel afstand
genomen van politieke aspecten, maar op enkele saillante punten
van de begroting wordt zeer doordacht en zeer concreet ingegaan.
Saillant, omdat hetgeen wordt aangevoerd problemen zijn, die
bij onjuiste behandeling ervan de begroting op funeste wijze
kunnen aantasten zonder dat de raad hierin eerste zeggingschap
heeft. Als voorbeeld wordt gesteld de kosten van de samenwerkings-
regelingen
Namens het college spreekt hij zijn erkentelijkheid uit over de
positieve benadering van de werkwijze van het secretarie-personeel
tijdens zijn afwezigheid.
Na te hebben opgemerkt, dat tussen de afgevaardigden van Prinsenbeek
in de regio-raad geen verdeeldheid bestaat, zegt hij toe de finan
ciële kosten van de regio zo veel mogelijk af te remmen om daar
door gemakkelijker te kunnen komen tot een groot gewest West-
Brabant.
Hij vindt het zorgwekkend, dat vele commissieleden bij de vergadering
en van de raadscommissie financien verstek laten gaan. Als gevolg
hiervan zijn de leden van de coalitie niet geheel met de stand
van zaken op de hoogte, hetgeen leidt tot onrechtvaardige kritiek.
Over het wegvallen van de Gertrudisklok per 1 januari 1973 heeft
het college zich beraden, hetgeen heeft geleid tot een voorstel
dat op het eind van de begrotingsbehandeling zal worden behandeld.