-9- het college van burgemeester en wethouders in overweging hier over eens van gedachten te wisselen en daarna een voorstel aan de Raad te doen. De voorzitter antwoordt, dat iedere huurverhoging buiten de minister om voor hem onjuist is omdat de huur is afgestemd op het Bezoldigingsbesluit Burgemeesters en de gemeente zich hieraan dient te houden. Het verbaast hem, dat juist degenen die een eigen woning bezitten met deze opmerking komen, temeer daar zij zich via aankoop tegen huurverhogingen hebben beschermd. Dat is hem niet moge lijk geweest. Alleen indien ook de woningwetwoningen in huur worden verhoogd acht hij het redelijk vrijwillig meer dan de vastgestelde huur te betalen. Tot dusver is zijn huishuur met de normaal wettelijke percentages verhoogd. De heer Hennekam merkt op, dat ingevolge het bovengenoemde besluit de huur 12,5% van het inkomen mag bedragen, hetgeen in casu niet het geval is. De voorzitter wijst er op, dat geen verhouding bestaat tussen het inkomen en het woongenot. Spreker vestigt de aandacht er op, dat alleen de minister kan afwijken van meergenoemde rechtspositieregeling. Hij voegt er aan toe, dat vele jaren geleden een commissie van het departement van binnenlandse zaken, de onderhavige woning heeft getaxeerd en daarbij geconstateerd heeft dat dit pand geen adequate burgemeesterswoning was waardoor de huurprijs niet op 12,5% kon worden vastgesteld, maar bepaald werd op basis van premie-toekenning, zoals die voor huurwoningen gold. De heer van Geel suggereert de mogelijkheid van taxatie der woning en verkoop aan de bewoner. De voorzitter verklaart zich in principe bereid de woning te kopen, doch is van mening, dat hieraan eerst het karakter van "ambtswoning" dient te worden ontnomen. Verder suggereert hij de woning over 6 jaar te laten taxeren en dan te verkopen. De heer Hurks geeft de Raad in overweging nu een suggestie aan het College van Burgemeester en Wethouders te doen, zodat de voorzitter over 6 jaar verzekerd is van de mogelijkheid tot aankoop van de woning. Wethouder van der Westen vindt het geen eenvoudige zaak, en wijst in dit verband op de kosten van verbouwing van de ambts woning van de burgemeester van Teteringen. De Heer Hennekam verlangt, indien de burgemeester de woning wil kopen, terzake spoedig een voorstel van het College van Burge meester en Wethouders. De voorzitter zegt zich over de mogelijkheid tot verkoop van de woning eens bij het Provinciaal Bestuur te willen oriënteren en zijn bevindingen spoedig aan de Raad kenbaar te maken. Hij geeft in overweging dan dezelfde procedure te volgen als bij verkoop van woningwetwoningen, namelijk taxatiebedrag verminderd met 1 \io afschrijving per jaar, gedurende de periode dat de wo ning werd bewoond. Bij punt 16 op pagina 3 merkt de Heer Hennekam op, het College vorig jaar te hebben gevraagd de mogelijkheden tot toekenning van een vergoeding aan fracties te bezien, zulks met het oog op de huur van zalen en eventueel met een voorstel hiertoe te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 243