Een terugblik over 1971 moet aanvangen met een kreet van voldoening
over de omstandigheid dat recente ontwikkelingen wijzen in de
richting van een behoud der eigen gemeentelijke zelfstandigheid,
welke de laatste jaren - zoals U bekend - aan een zijden draad heeft
gehangen. Maar nu het College van Gedeputeerde Staten in zijn
advies aan de Minister niet meer aandringt op realisering van de
herindelingsprocedure Breda-noord, menen wij dat de redelijke ver
wachting mag worden gekoesterd, dat de betrokken Minister dit ad
vies zal overnemen en dat eerlang een gewijzigd wetsvoorstel aan
de orde zal worden gesteld, waarbij dan conform het door onze
Raad gedane aanbod alleen het gebied van de Haagsche Beemden Oost,
waarvoor in 1971 een bestemmingsplan werd vastgesteld, naar de ge
meente Breda zal overgaan, zij het dan dat dit voor de gemeente
Prinsenbeek nog altijd als een forse amputatie moet worden gezien.
Niettemin wil ik toch mijn grote waardering uitspreken voor de be
langrijke persoonlijke inzet op dit stuk van verscheidenen Uwer, o.a
in de benadering van politieke groeperingen in en om Breda. Het
resultaat van velerlei initiatieven en gesprekken wordt gevormd
door het besluit van de Gemeenteraad van Breda, waarbij die Raad
met begrip voor de aan de orde gestelde problematiek en verder
ziende dan het directe eigen belang van de stad, zich uitsprak vóór
aanvaarding van het royale aanbod der gemeente Prinsenbeek en zich
daardoor in feite keerde tegen het voorliggende herindelingsvoorstel
Een ander belangrijk winstpunt in 1971 werd geboekt door de'totstand
koming van een regiostatuut, dat thans in de Baronie een zestiental
gemeenten bindt. Weliswaar heeft het instituut nog slechts een advi
serend karakter, doch thans reeds dringen zich verlangens op tot
vorming van een zwaardere regeling, welke naar verwachting wél van
de individuele gemeenten bepaalde stukken eigen beslissingsbevoegd
heid zal opeisen, maar waar tegenover staat dat dan bepaalde taken
beter kunnen worden verricht.
- 2 -
Een open vraag blijft voorshands of het streven naar de totstand
koming van een streekgewest West-Brabant kan worden gerealiseerd.
Alvorens over te gaan tot opsomming van cijfers en feiten, wil ik
allereerst mijn dank uitspreken aan de secretaris en hierin betrek
ken het gehele personeel, die allen in het afgelopen jaar hun per
soonlijke inzet zo volledig hebben gegeven, want die bestuurlijke
begeleiding is onontbeerlijk voor een goede bestuurs- en besluit
vorming.
En nu ben ik in deze rede thans toe aan de gebruikelijke opsomming
van cijfers en feiten. Ik kan daar niet aan voorbijgaan, hoe
dor en droog deze cijfers en feiten ook mogen lijken.
Mag ik dan beginnen met het volgende: