-8-
Wethouder van der Westen is van mening dat in een zich uitbrei
dende Gemeente elke prognose betrekkelijk is en dat meer naar de
pure werkelijkheid, het meest haalbare en het meest efficiente
moet gekeken worden; een zesklassige basisschool, welke ook weer
een vaklokaal en andere voorzieningen vraagt, moet niet gebouwd
worden met het vooruitzicht dat deze straks overbodig is; daar
naast is gebleken dat de overbelasting van de "Griffioenschool"
bij aanbouw van vier lokalen betrekkelijk is; de huidige situatie,
een school zonder vaklokalen, kan meer als overbelasting worden
aangemerkt; verder kan een achttien-klassige school tot integra
tie leiden van de kleuterschool in de Schoolstraat, mogelijk zelfs
die van de Vijverstraat.
De Heer van Geel stelt dat de coalitie eveneens voorstander is
van de uitbreiding zoals door de Heer Jansen geschetst, ook wat
betreft de tijdelijke bouw, doch daarbij moet wel worden uitge
gaan van definitieve lokalen bij de "Heilig Hartschool", en dit
zowel voor het basis- als voor het kleuteronderwijs.
De Heer Dirven zegt dat uit de verstrekte cijfers toch wel een
prognose is te maken maar dan speciaal op het aantal schoolver
laters; tot 1977 verlaten jaarlijks plm. 190 kinderen de school,
daarna zijn er zelfs plm. 240 schoolverlaters per jaar, dan is
het gewoon nuttig dat Burgemeester en Wethouders en Raad zich
buigen over dit probleem, opdat we straks niet verrast worden
met een aanvraag voor middelbaar onderwijs; concreet vraagt hij
of Burgemeester en Wethouders over enkele maanden met een nota
kunnen komen, waarin de gedachten over het middelbaar onderwijs
in Prinsenbeek, mede daarin vervat een visie op de middenschool,
zijn neergelegd.
De Heer Jansen waarschuwt dat een onderzoek naar een middelbare school
en dit naar de huidige situatie, een monnikenwerk is met een
uitzichtloze toekomst; zolang niet vaststaat of de middenschool
gekoppeld gaat worden aan het basisonderwijs (kopschool) ofwel
aan het middelbaar onderwijs (als basisschool) is elk onderzoek
nutteloos; op die uitspraak moet worden gewacht; als het een kop
school wordt dan kan men terecht de Prinsenbeekse mogelijkheden
onder ogen zien, wordt het een zogenaamde basisschool dan moeten
we er eenvoudig niet over denken.
De Heer van Geel acht een dergelijk onderzoek toch zinvol, om al
dus straks niet op het tweede plan te komen.
De Heer Hennekam stelt dat een en ander nog te veel in beweging
is; voor middelbaar onderwijs in Prinsenbeek is het achterland
te klein; beperkt tot brugklassen zou over het aantal schoolver
laters zijn te praten.