-5-
De voorzitter tekent daarbij aan, dat dit een letterlijke over
name is uit de brief van de Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening. Het invullen van het aantal geschiedt doo_
de Minister aan de hand van de beleidsnorm.
De Heer Hennekam meent, dat de woorden "indien beschikbaar" voor
de Gemeente Prinsenbeek van belang zijn.
Ook volgens de Heer Dirven is de formulering veel te zwak en zo
vrijblijvend, dat men er onderuit kan. Hij beklemtoont, dat de
Gemeente er voor zorg moet dragen, dat meer voor jongeren be
reikbare woningen worden gebouwd en betreurt het, dat van Rijks
wege geen premie wordt toegekend voor de bouw van woningwetwo
ningen
Wethouder van der Westen stelt dat de Gemeente Prinsenbeek er
geen duurdere huurwoningen tegenover kan stellen, terwijl bij
voorbeeld Breda dat wel kan.
Volgens de Heer Dirven behoeven de woningen met een hogere huur
prijs geen woningwetwoningen te zijn, doch zou kunnen worden
volstaan met woningen in de vrije sector. Hij betwijfelt overi
gens of de bewoners van de woningwetwoningen eigener beweging
zullen meedelen hoeveel hun inkomen is gestegen.
De voorzitter attendeert erop, dat de Gemeente als eigenaresse
van de woningen, altijd nadere eisen aan de bewoners dezer wo
ningen kan stellen. Hij vindt het jammer, dat het inkomen van de
gehuwde werkende vrouw bij de toewijzing van woningen buiten
beschouwing wordt gelaten, daar dit tot onbillijkheden leidt.
De Heer Miltenburg vraagt zich af op welke wijze de Gemeente de
inkomens van de desbetreffende personen kan achterhalen. Volgens
hem dient de gehele materie nader te worden bezien en juridisch
scherper te worden geredigeerd.
De voorzitter reageert hierop met te stellen dat de Gemeente niet
de bevoegdheid heeft om bij de belastingdienst de inkomens der
onderhavige personen op te vragen.
De Heer Jansen suggereert, om in het huurcontract voor de woning
wetwoningen een voorwaarde op te nemen ten aanzien van de inkomens
stijging van de bewoners, daar hierdoor meer mogelijkheden voor
het nemen van maatregelen worden verkregen.
Wethouder Roeien onderschrij'ft deze visie.
De voorzitter zegt, dat intrekking van de verleende rijkssubsi
die bij stijging van het inkomen als een doeltreffende maatregel
zou zijn, daar op deze wijze een zwaardere financiële last op de
bewoner komt te liggen. Deze maatregel kan echter alleen door de
regering worden genomen.
De Heer van Geel meent, dat het ook een taak van de Raad is om
goedkope woningen te laten bouwen; de moeilijkheid ten aanzien
van de burgemeesterswoning is hiervan een goed voorbeeld.
De Heer Hennekam suggereert om de formulering van de 2e alinea
aan te vullen met de woorden: "die ik op verzoek moet aantonen",
waardoor de huurder moet aantonen of hij terecht in die woning
zit.
Mevrouw van Dongen vraagt zich af wie het inkomen vaststelt.