Hij hoopt dat men in 1973 wederom gezamenlijk zal trachten het
optimale te bereiken,
3a. Meester Bierensweg.
De Heer Hennekam brengt naar voren dat bij de inwoners van Prinsenbeek
de suggestie is gewekt dat vanavond iets besproken zou worden dat ver
band houdt met de Meester Bierensweg.
Nu dit niet op de agenda voorkomt en enige vertegenwoordigers van
evengenoemde straat aanwezig zijn, geeft hij in overweging om thans
hierover van gedachten te wisselen.
Het wil de voorzitter voorkomen dat het publiek hierdoor de agenda
van de Raad gaat bepalen; wel stemt hij in met een nader gesprek na
afloop van de vergadering.
De Heer van de Mosselaar onderstreept de opvatting van de voorzitter.
4o Voorstel tot het ongegrond verklaren van een beroepschrift tegen wei
gering van een bouwvergunning.
De voorzitter vraagt eerst of men het rapport van de commissie
heeft gekregen. van openbare werken/ruimtelijke ordening/"Hij verwijst ver
volgens naar hetgeen in evengenoemd rapport vermeld staat ten aanzien
van het hanteren van de voorschriften in het landelijk gebied.
Verwacht kan worden dat binnenkort deze commissie de Raad over ver
schillende punten zal enquêteren.
De Heer v.d. Mosselaar stelt voor de beslissing aan te houden tot even-
genoemde voorstellen aan de orde komen.
Wethouder Roeien wijst de Heer van de Mosselaar op zijn vergissing met
de bebouwingsvoorschriften, die circa 1-j jaar in voorbereiding zijn en
licht toe dat het hier het bestemmingsplan buitengebied betreft.
De voorzitter voegt er aan toe, dat ingevolge de Woningwet de Raad
binnen 2 maanden op dit bezwaarschrift moet beslissen.
De Heer Dirven wenst over dit punt een nadere bespreking, omdat men
dan beter weet welke kant de Raad met het landelijk gebied uit wil.
Over het tot heden gevoerde beleid bestaat zijns inziens een grote
ontevredenheid.
Het standpunt van de Raad is noodzakelijk voor een goede werkwijze van
de commissie Ruimtelijke Ordening.
De Heer Hennekam zegt met het voorstel in te stemmen. Voorts wijst hij
er op dat de voorzitter soms de voorschriften te formeel hanteert. Als
voorbeeld noemt hij de zaak Huybregts.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de Raad altijd wel zal worden ge
confronteerd met afwijkingen. Indien betrokken persoon met een andere
bouwaanvraag komt, die uit kwalitatief oogpunt aanvaardbaar is dan
kunnen Burgemeester en Wethouders zelf de zaak afdoen; zo denkt ook de
commissie Ruimtelijke Ordening er over.
De Heer van Geel vraagt waarom in zo'n geval welstand toch goedkeuring
verleent.
De voorzitter antwoordt, dat toetsing aan de welstandsbepaling los staat
van toetsing aan de voorschriften van het bestemmingsplan.
De Heer van de Mosselaar geeft in overweging de aan te brengen wijzi
gingen terdege te bestuderen, desnoods in de avond-uren met de desbe
treffende ambtenaren een voorbereidende bespreking te houden. Zijns
inziens bestaat de behoefte naar meer vrijheid; minder formele wets
toepassing.