De Heer Dirven heeft reeds in de commissie gesteld dat er voor de
komende jaren iets goeds voor Prinsenbeek moet komen op dit gebied.
De voorzitter repliceert nader te zullen bezien welke mogelijkheden
aanwezig zijn om de wet ruimtelijke ordening en woningwet wat
minder formeel toe te passen.
Hij geeft de Heer van de Mosselaar in overweging de voorstellen van
de commissie af te wachten en vermoedt, dat dit voor hen geen pro
bleem oplevert.
De Heer Dirven is van oordeel dat de stellingname van de Raad aan
de commissie moet worden meegegeven.
De voorzitter meent dat het best mogelijk is de Raad te enquêteren
met betrekking tot een aantal vraagpunten. Aan de hand van de beant
woording kan dan een bepaald beleid worden gevoerd.
Wethouder Roeien voegt er nog aan toe, dat in de commissie-vergade
ring over 4 A 5 gevallen, die zich in het landelijk gebied kunnen
voordoen, is gediscussieerd. De commissie had over deze zaak een
vrij unanieme gedachte, doch hij waarschuwt er echter voor dat niet
alles op die wijze kan worden behandeld.
De Heer Dirven wil het bf agrarisch bf landelijk bezien. Naar zijn
mening is dit verschil in opvatting essentieel.
Een duidelijke beleidslijn kan ook het werk van de commissie ruimte
lijke ordening aanzienlijk doeltreffender maken.
Wethouder Roeien verduidelijkt de Heer Dirven dat in de commissie
vergadering Ruimtelijke Ordening gesproken is over een aantal varian
ten, doch niet over alternatieven op varianten in het landelijk gebied
Voorts wijst hij op de ruime wetsinterpretatie door het College van
Burgemeester en Wethouders, hetgeen tot uitdrukking komt bij het ho
ren van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
De voorzitter stelt dat het doen van voorstellen aan de Raad uit
sluitend tot de taak van het College van Burgemeester en Wethouders
behoorto Voorts zet hij uiteen om welke reden de raadscommissies wor
den gehouden. Duidelijk geeft hij te kennen dat de Raad niet op de
stoel van het College van Burgemeester en Wethouders moet gaan zitten,
hoe formeel dat ook klinkt. Hij zegt toe, dat de commissie zich zal
kunnen buigen over alle mogelijke varianten; over de gedachten waar
over verschil van mening bestaat, zal de Raad beslissen.
De Heer Hurks meent dat het College van Burgemeester en Wethouders
bij de commissie Ruimtelijke Ordening met voorstellen kunnen komen.
Hij bevestigt verder de behoefte aan meer vrijheid, zoals in de ver
gadering van evengenoemde commissie ook naar voren is gekomen.
De voorzitter attendeert er op, dat het in casu gaat over een be
zwaarschrift tegen het weigeren van een bouwvergunning.
Voorts licnt hij toe, dat de commissie Ruimtelijke Ordening zich ac'ite
het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft gesteld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel het beroep
schrift ongegrond verklaard met de bepaling dat herbouw in de
zelfde stijl aanvaardbaar wordt geacht (conform het voorstel van
de commissie).