-9-
Als Breda zich dus opwerpt om de Haagsche Beemden tot
volle ontwikkeling te brengen en het provinciaal bestuur wil die
ontwikkeling bevorderen, dan kan ik de logica van de redenering van
Breda volgen, als gesteld wordt dat de afremming van bebouwing niet
alleen in de randgemeenten moet plaats vinden, maar 3ök in de Ge
meenten Gosterhout en Etten-Leur, immers Etten-Leur heeft thans
reeds het zielental bereikt dat voor 1980 werd gedacht en Oosterhout
is er na aan toe.
Indien het provinciaal bestuur ernst maakt met het
voornemen Breda de toegedachte groei te verzekeren zal het de moed
moeten opbrengen om de groei van die Gemeenten rond Breda af te
remmen welke thSns reeds de prognose voor I960 hebben bereikt en
niet hiervoor alleen Prinsenbeek, Teteringen, Terheijden en Nieuw-
Ginneken op de korrel te nemen.
Enkele cijfers wil ik U daaromtrent wel geven.
Breda liep in 1973 met 2.009 zielen terug.
De P.TT-Gemeenten en Nieuw-Ginneken groeiden in dat
jaar met 1.330 zielen.
Etten-Leur groeide met 1.341 zielen; nog meer dus dan
de kleine Gemeenten rond Breda gezamenlijk.
Oosterhout groeide met 1.625 zielen.
Als men in overweging neemt dat in de totale groei
van de PTT-Gemeenten en Nieuw-Ginneken een flink stuk natuurlijke
groei verankerd ligt zal niemand staande kunnen houden dat die Ge
meenten uitsluitend verantwoordelijk zijn voor het achterblijven van
de Bredase groei. Daarin spelen te zeer ook verantwoordelijkheden van
andere randgemeenten mee. Ik ga dan nog geheel voorbij aan oorzaken
welke Breda in eigen gevoerd beleid moet zoeken.
Ik herhaal dus: het provinciaal bestuur zal alle be
langhebbende Gemeenten op gelijke voet in hun uitgroei moeten belem
meren, en daarvoor niet alleen de vier kleine Gemeenten mogen aanwij
zen, welke zoals ik U boven schetste slechts fractioneel hebben bij
gedragen in de achteruitgang van Breda.
Ik stel dit omdat ingeval het provinciaal bestuur dit
zou nalaten moeilijk van enkele kleinere randgemeenten kan worden
gevorderd te doen wat dat bestuur niet wil doen, terwijl het daar
toe wel de middelen in de hand heeft.
De eventualiteiten op een rijtje zettende, namelijk:
- het provinciaal bestuur is niet bereid een evenredige afremming
in groei van alle randgemeenten van Breda te bevorderen;
- de centrale overheid is niet bereid voor Breda de knelpunten op te
heffen c.q. Breda is onmachtig zelve tot opheffing over te gaan
en besluit om de Haagsche Beemden Oost slechts tot beperkte omvang
uit te breiden;
ontstaat voor Prinsenbeek de bestuurlijke vraag of het argumenr
waarom tot vrijwillige gebiedsafstand is besloten nog wel geldig is.