-10-
Immers, de bedoeling heeft nimmer voorgezeten Breda een dergelijk
groot stuk grondgebied over te dragen om een belangrijk deel daar
van een agrarische en/of recreatieve bestemming te geven. Het leg
gen van een dergelijke bestemming en de uitvoering daarvan liggen
ruimschoots binnen de bestuurlijke mcgelijkheden van een Gemeente
van 10.000 zielen. Erger nog. Op zeer korte termijn zou dan bij
Breda opnieuw behoefte ontstaan aan nieuwe woongebieden buiten eigen
grenzen. Dat die behoefte in oostelijke richting bevrediging zal
gaan zoeken is evident, maar dan is gelijktijdig opnieuw bestuur
lijke onrust ontstaan, die naar in het verleden is gebleken wan
trouwen zaait en niet bevorderlijk is voor een vruchtbare samen
werking.
Nu bij de 2e kamer het grenswijzigingsvoorstel voor
ligt en bij de kamercommissie reeds vraagtekens zijn gerezen of het
nu wel zo moet, lijkt het me dringend nodig dat niet tot een beslis
sing wordt overgegaan voordat definitief uitspraken zijn gedaan voor
de toekomst. Een overdracht van het gebied zonder dergelijke zeker
heden lijkt niet zinnig en motiveert geenszins de maatregel een
bloeiende Gemeente als Prinsenbeek te ontkrachten met het oog op
het grotendeels realiseren van bestemmingen welke deze zelf vermag
tót stand te brengen.
Sluitsteen voor het bereiken van bestuurlijke rust
rond Breda zal dan dienen te zijn dat het Gemeentebestuur van die
stad een beginselverklaring aflegt volgens welke het bij ontwikke
ling van de Haagsche Beemden Oost voor een reeks van jaren - en
zeker tot 1990 - afziet van nieuwe gebiedseisen en dat het deze ver
klaring ook tegenover hogere organen gestand doet.
Het zou aanbeveling verdienen deze wens - waarachter
de randgemeenten zich unaniem opstellen - ook bij de Staten Generaal
tot uitdrukking te brengen.
Ik stel U deze overwegingen omdat in 1974 toch wel
het moment van toetsing op de juistheid van Uw eerder besluit tot
overdracht tegen de feitelijkheid van de nieuwste ontwikkelingen
zal aanbreken.
Gaarne hoop ik dat onze samenwerking in dit jaar een
goede en vruchtbare zal mogen zijn."
Na de nieuwjaarstoespraak van de voorzitter nam Wethouder van der
Westen het woord.
In zijn dankwoord zeide de Wethouder, dat de voor
zitter op zeer duidelijke wijze uiteengezet heeft, wat er in het af
gelopen jaar zoal door de Gemeente is gepresteerd en wat er nog ge
beuren moet. Eenvoud siert de spreker, want in zijn relaas heeft de
voorzitter bewust onvermeld gelaten, dat hij het afgelopen jaar een
40-jarig ambtsjubileum heeft gevierd. Dit feit is voor hem, zijn
gezin en ook voor de bevolking een grote gebeurtenis geweest, dat
hij graag nog even wilde memoreren.