-5-
zolang hieromtrent niet meer zekerheden geschapen worden heeft
hij moeite met de praktische acceptatie van deze regeling; om
dat deze regeling er toch zal komen eist hij meer zekerheden;
uit het stuk blijkt nergens van enige zorg hierover; hij
noemt het een angstige zaak.
De Heer Hennekam meent dat het gevaar, door de Heer Jansen ge -
schetst, enigzins kan worden ingebonden omdat 12 a 13 aangesloten
gemeenten in dezelfde positie verkeren; feit is in elk geval dat
bij aanvaarding Prinsenbeek ook een stuk autonomie overdraagt;
overigens is hij van mening, afgezien nog van het feit dat ver
scheidene voorzieningen een groter draagvlak eisen, dat Prinsen
beek in politiek opzicht het zich niet kan veroorloven om buiten
deze Gewestregelinq te blijven; in dat geval geeft hij niet
veel meer om de zelfstandigheid van Prinsenbeek; omdat bij toe
treding inderdaad het gevaar bestaat dat de begroting van onze
gemeente van buitenaf wordt uitgehold, is het de belangrijkste
taak van de afgevaardigden juist dit voortdurend in het oog te
houden, wat zij overigens tot nog toe ook steeds hebben gedaan;
ten aanzien van het uitblijven van de gemeenten Etten-Leur en
Oosterhout is bekend dat Gedeputeerde Staten niet voornemens zijn
om dwingend tot oplegging over te gaan, terwijl vrijwillige
toetreding van die gemeenten op korte termijn niet is te ver
wachten
Wpthouder Roeien vraagt zich af of nu het juiste moment niet is
gekomen om bij Gedeputeerde Staten nog eens aan te dringen op
bevordering van aansluiting van deze beide gemeenten; verder
heeft het hem bevreemdt - na ontvangst van enkele stukken van de
gemeente Breda - dat de Raad van Breda wordt voorgesteld deze
regeling aan te nemen,daaraan de consequenties verbindend van
adequate vertegenwoordiging van de gemeente Breda; van regeling
van gekwalificeerde meerderheid ten aanzien van de besluitvorming
bij belangrijke beslissingen; van een tegemoetkomen aan een aan
tal opmerkingen, verwerkt in een brief met ontwerp-regeling, in
mei aan de Regio gezonden door Burgemeester en Wethouders van
Breda; hij vindt het triest als een regeling zal worden aange
nomen, afwijkend van het thans voorliggend ontwerp.
De Heer Jansen vraagt of hieruit moet worden geconcludeerd dat
Breda zonder acceptatie van haar amendementen de Gewestregeling
niet aanneemt.
Naar aanleiding van deze mededeling ont
spint zich een debat over de vraag of men
niet beter doet met de reakties van de
andere aangesloten gemeenten en vooral die
van de gemeente Breda af te wachten.
Uiteindelijk komt men overeen een beslissing
te nemen, onafhankelijk van de uitspraak
van de raden der andere deelnemende gemeen
ten, waarbij de Heer Jansen voorstelt je
twee volgende clausules.
a) de raden van alle deelnemende gemeenten
dienen het ontwerp ongecorrigeerd te aan
vaarden