-14- maaRt De voorzitter zegt het ergens met de Heer Dirven eens te zijn; er is alleen een misvertrouwen tegenover Burgemeester en Wethou ders geweest; tot in de treure hebben Burgemeester en Wethouders voorgesteld om te onteigenen, terwijl de Raad steeds maar weer vroeg om te praten; dan komt er een escape op tafel met de mede deling: onteigenen is niet meer mogelijk; doldriest gaat de Raad door met te stellen dat onteigenen wel mogelijk is; dan wordt de zaak bestudeerd en komt uit de Raad de mededeling dat onteige nen niet mogelijk is; hij acht het een ernstige zaak dat in Burgemeester en Wethouders zo weinig vertrouwen wordt gesteld, en dat een ervaring van 30 jaren niet wordt erkend; de Raad moet er van uitgaan dat een voorstel als dit heus serieus overwogen is; in heel deze zaak is het steeds zonder voldoende reden een "neen" tegen Burgemeester en Wethouders geweest. De Heer Hennekam zegt het verwijt over de vroegere mogelijkheid tot onteigening te hebben gehoord; het verwijt omtrent het besluit in de decembervergadering bestrijdt hij omdat een medewerking zou opgevat zijn geworden als medewerking van de Raad aan die momen tele situatie; nu die periode achter de rug is acht hij het niet correct dat dit wordt opgerakeld omdat volgens de voorzitter Burgemeester en Wethouders niet werden vertrouwd. De voorzitter herinnert aan de waarschuwing in de decembervergadering, doch daarop is in de Raad gesteld "laat het dan maar over ons komen"; thans komt het over de Raad; vrij veel raadsbesluiten zijn in de tevoren uitcje- fracties lukraak/zonder diepgaand onderzoek; dit is een ontwikke ling in de richting van aantasting van de integriteit van hetgeen hij als voorzitter en namens Burgemeester en Wethouders stelt; indien de beweegredenen van Burgemeester en Wethouders niet duide lijk zijn dan dient men de zaak aan te houden en niet het voorstel af te stemmen. De Heer Jansen acht het, nu de voorzitter het zo scherp stelt, toch typisch dat de Heer Stok in een informatief gesprek, waarvan het verslag niet is doorgestuurd, informaties heeft verstrekt met de papieren op tafel, welke nooit door Burgemeester en Wethouders bij de raadsleden op tafel zijn gelegd; er is geen informatie ver strekt welke enige adequate basis gaf om over het onderwerp van toen te kunnen praten; bij de commissie was de informatie door de Heer Stok binnen 5 minuten op tafel en hij moet aannemen dat de voorzitter dit ook op tafel heeft gekregen. De voorzitter antwoordt dat hij een fotocopie van het bewuste stuk heeft gezien waaruit de bedragen waren weggelaten omdat dit volgens Stok een zaak was tussen Stok en Schipperen; het kan Burgemeester en Wethouders niet worden aangerekend als Stok deze bedragen wel aan de commissieleden heeft getoond. De Heer van de Mosselaar is van mening dat de Raad een zakelijk, en geen emotioneel besluit heeft genomen; persoonlijk stond hij achter het standpunt van Burgemeester en Wethouders, maar de tegen standers waardeert hij evenzo bij hun eerlijke bedoelingen; thans erkent de Raad dat Burgemeester en Wethouders in dit gehele geval gelijk hebben gehad, zodat thans van een verwijt aan Burgemeester en Wethouders geen sprake is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 99