Spreker benadrukt nogmaals namens zijn fraktie voorstander
te zijn van een gewestelijke samenwerking en ook voorstan
der van een gewestelijke brandweer maar niet op grond van
het rapport, zoals dit thans wordt aangeboden.
Zijn fraktie wenst stemming over dit onderwerp en zal zelf
tegen stemmen; dit tegenstemmen moet echter niet worden ge
zien; als een wantrouwen tegenover de Prinsenbeekse vertegen
woordigers in de Gewestraad.
De voorzitter onderschrijft de vrees, die de Heer Jansen heeft
geuit ten aanzien van het kostenpakket
Hij is het eens met de opmerking van de Heer Tonneyck
dat de Raad min of meer met de rug tegen de muur wordt
gezet, omdat het voorstel al door een meerderheid van deel
nemende gemeenten is aangenomen. Het is voor de afgevaar
digden uit de gemeenteraad vaak moeilijk datgene over te
brengen, wat in de raad leeft, waarbij nog komt de bestu
dering van vaak uitvoerige rapporten.
Ten aanzien van de opmerking van de Heer Roeien vraagt de
voorzitter aan wethouder Hennekam een nadere toelichting.
De Heer Hennekam in eerste instantie het standpunt van de
Heer Jansen beantwoordend, licht toe, dat bij elke nieuwe
taak in het gewest, alle deelnemende gemeenten autonoom
zijn al of niet aan de nieuwe regeling deel te nemen.
Het is momenteel zo, dat de gemeenten bij deelname geen
vat meer hebben op de kosten, die hieruit voortvloeien;
zulks is echter bij vele gemeenschappelijke regelingen
tussen gemeenten ook het geval. De waarschuwing van de Heer
Jansen is dan ook volkomen terecht.
De Heer Hennekam schetst nog eens in het kort de huidige
stand van zaken met betrekking tot de instelling een regio
nale brandweer en haar taakstelling.
De Heer Hennekam vindt het argument inzake de in discussie
zijnde herstructurering in Nederland waarop de Heer Tonneyck
doelt, wel wat mager en zegt het hiermede niet eens te kun
nen zijn. Hij wijst in dit verband op de aanhef van de Rege
ling Stadsgewest Breda waarin staat, dat de regelingen,
die worden aangegaan, latere regelingen van mini-provincies
ziet zullen doorkruisen; deze kunnen dus worden ingepast.
Ten aanzien van de opmerking van de Heer Roeien zegt de
Heer Hennekam, dat het overleg met het dagelijks bestuur
van de gewestraad enkele malen heeft plaats gevonden;
het dagelijks bestuur heeft geen aanleiding kunnen vinden
om wijziging in de stukken te brengen, uiteindelijk was
dit stuk de Gewestraad al gepasseerd.
De Heer Hennekam zegt de mededeling van de Heer Roeien om
op grond van een detail, een stemverklaring in afwijzende
zin te zullen geven, niet erg sterk.
De Heer Tonneyck verklaart formeel tegenstander te zijn
van een vierde bestuurslaag, en dit gevoelen wordt door de
gehele gemeenteraad gedeeld.
Als de Heer Hennekam zegt, dat een bestaande gewestelijke
regeling later kan worden ingepast, bestaat er het gevaar,
dat er, materieel bezien, sprake is van een vierde bestuurs
laag of liever gezegd, een vierde takenlaag.
-18-