-6-
De Heer Jansen, wil - onder dank voor de verstrekte ge
gevens - onze afgevaardigden van de Gewestraad er opmerk
zaam op maken dat 10% van 181,een ander bedrag is
dan 10% van 2 45,bij verhoging van 6% komt er een
geheel ander uitgangspunt voor de begroting; ten aanzien
van het Stadsgewest is het voor hem de vraag of men niet
moet uitgaan van procentuele bijdragen, wat overigens
geheel past in het kader van de vorige besprekingen in de
gemeenteraad
De voorzitter verzekert dat de door de gemeenteraad gege
ven directieven zullen worden doorgespeeld naar de Gewest
raad; of die daar worden geaccepteerd is een andere vraag.
De nota wordt voor kennisgeving
aangenomen
7Nota inzake het Stadsgewestelijk Uitzendbureau.
De Heer Tonneyck verklaart het initiatief om een Stadsge
westelijk Uitzendbureau in het leven te roepen een bij
zonder goed initiatief te vinden, vooral nu nog deze week
bij de indiening van de miljoenennota de problematiek
van de werkloosheid duidelijk naar voren is gekomen; hij
vindt het prettig dat in het Stadsgewest Breda dergelijke
experimenten mogelijk zijn, mede om als voorbeeld elders
te dienen; dit experiment is zelfs zeer specifiek op moei
lijk plaatsbare personen geënt; bijzonder positief noemt
hij het dat jeugdigen de kans krijgen zich waar te maken;
hij hoopt verder dat de rijksbijdrage ook zal worden ge
ëffectueerd; een kritische kanttekening plaatst hij bij
het woord "uitzendbureau"; hij hoopt dat deze en de particu
liere uitzendbureaux juist die keuze doen, waarvoor zij
bestemd zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt con
form het voorstel besloten tot de be
doelde wijziging van de Stadsgewest
regeling Breda.
8Nota inzake het voorbereidingsbesluit voor de buiten
gebieden.
De voorzitter licht toe dat in deze toegezegde nota reeds
wordt uiteengezet dat het commissie-overleg binnenkort
wordt voltooid en dat het vooroverleg met de P.P.D.
daarna kan aanvangen; hij hoopt dat het plan begin 1976
kan worden aangeboden; daarom stelt hij voor de periode
van het voorbereidingsbesluit normaal - gedurende een jaar -
te laten voortduren.
De Heer Jansen vraagt waarom dan nog 8 maanden nodig zijn
alvorens het plan ter tafel komt.
De voorzitter verwijst naar het vooroverleg met de P.P.D.
wat wel is voorgeschreven, doch waaraan geen limiet is
gesteld met betrekking tot de tijdsduur; aan de Heer
Roeien, die zelf zitting heeft in de provinciale plano
logische commissie, verzoekt hij te willen bevorderen dat
het vooroverleg bekort wordt.