np Hppr Rnpipn constateert dat Burgemeester en Wethouders
met voortvarendheid hebben gewerkt; ten aanzien van de
voorbereidingsperiode hoopt hij dat het plan binnen het
jaar van het voorbereidingsbesluit ter visie zal komen;
in dit verband is de vraag gesteld om een deskundige
van de gewestelijke raad van het Landbouwschap bij het
commissie-werk te betrekken, die ook inbreng heeft bij
het vooroverleg; de voorzitter heeft dit als een niet-
volwaardig werken van de raadscommissie gezien, doch het
zou een versnelling betekend hebben, ook bij het voor
overleg, ook bij de behandeling van de in te dienen be-
zwaarschri ften
De voorzitter rectificeert de opvatting van de Heer Roeien
dat niet de voorzitter maar de commissie een inbreng van
deze^deskundige niet nodig oordeelde; om de Heer Roeien
enigszins tegemoet te komen stelt hij zich voor de des
kundige te informeren zodra het plan in procedure is
gebracht, en bovendien een hearing te organiseren voor
alle agrariërs en dit in overleg met de plaatselijke
agrarische organisaties; het is voor hen van belang, het
plan kan voor hen een ingreep op hun toekomstverwachtingen
betekenen
De Heer Roeien zegt te hopen dat van de geboden mogelijkheid
te zijner tijd dan ook via de organisaties gebruik ge
maakt zal kunnen worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt ak
koord gegaan met voortzetting van de
voorbereidingsperiode van het bestemmings
plan voor de buitengebieden.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor
het gebied van de Heikant en omgeving.
Omtrent het plan "De Staart" - aldus de voorzitter -
hebben de eerste contacten met de P.P.D. min of meer
geleid tot de overtuiging dat men van die zijde toch wil
vasthouden aan een strakke inperking van de bouw juist
buiten Breda; in verband met de komende gebiedsafstand
en in verband met de noodzaak om de natuurlijke groei op
te vangen zal de goedkeuring er wel komen, doch waar
schijnlijk na lang wachten; weliswaar hebben Breda en
randgemeenten verzocht om woningbouw toe te staan, juist
in de eerstkomende jaren, doch het gevaar is niet on
denkbeeldig dat een en ander door het traineren wordt
scheef getrokken.
De Heer Roeien beluistert van de voorzitter dezelfde ge
luiden als vorig jaar ofschoon Burgemeester en Wethouders
in deze zaak geen verwijt treft, daar de provincie de
randgemeenten met Argus-ogen volgt; hij is benieuwd of
het nog zal gelukken tot een plan te komen na de uit
spraak van minister Gruyters ten aanzien van Breda als
groeistad; tegenover het op rekening van de provincie
schrijven plaatst hij de vraag van de minister aan de be
trokken gedeputeerde om inzicht te geven in de situatie
van de randgemeenten; snel handelen is hier gewenst;
overigens hoopt hij dat het plan in fasen zal worden uit
gevoerd, zoals hij steeds heeft voorgestaan.