-2-
als in de Raadsvergadering van 30 oktober wordt ge
vraagd te schrijven en de desbetreffende brief wordt
op 27 november verzonden, dan vindt hij dat een laat
tijdstip, vooral daar er op 27 november geschreven
wordt "thans vraagt ook de Raad dezer gemeente...."
Bij de Heer Tonneyck gaat het niet zozeer om het wat
verlaat verzenden van de brief, maar om het feit dat er
op 19 februari 1970 goede afspraken zijn gemaakt omtrent
het ter kennis brengen aan onze Raad en ons College van
B.en W. van plannen met betrekking tot de Haagsche Beem
den; sindsdien is er een overeenkomst met Breda gesloten,
en het is evenzeer uit hoffelijkheidsoverwegingen als
uit hoofde van onze verantwoordelijkheid voor dat gebied
dat de gedachten, in de overeenkomst neergelegd, tot
realitiet worden gebracht; met klem dringt hij aan op het
kenbaar maken aan Raad of College van Breda dat einde
lijk toch het nieuwe schetsplan - kennelijk het zoveelste
inzake de Haagsche Beemden - ter inzage wordt gegeven
aan de Raad van Prinsenbeek; naar zijn mening is dit in
het huidige verkeer tussen twee nabuurgemeenten een
zeer zinvolle zaak.
Naar de opvatting van de Heer Jansen wordt hier misbruik
gemaakt van het aan de gemeente Breda gegeven vertrouwen;
in die overeenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat we el
kaar op de hoogte zouden houden van hetgeen zich rond dit
gebied zou afspelen; hij betreurt het weliswaar dat de
brief eerst op 27 november is verzonden, doch desalniet
temin krijgt hij de indruk dat de beer al geschoten en
gevild is alvorens we weten dat er een beer is; naar aan
leiding van deze gemeenteraadszitting beveelt hij aan
om de gemeente Breda een brief te sturen - doch nu binnen
2 dagen - met de mededeling dat deze Raad unaniem uit
spreekt dat de wijze waarop ons informatie verstrekt is
over de laatste gedachtengangwelke ten aanzien van de
Haagsche Beemden leeft, door ons gewoon als een onereuze
benadering van de problematiek wordt gezien en in strijd
met de destijds gemaakte afspraken, en dat wij ons niet
aan de indruk kunnen onttrekken dat de wellevendheid,
die nabuurgemeenten in acht moeten nemen ten aanzien van
gemeenschappelijke belangen, hier met voeten is getreden.
De Heer Roeien verklaart dat het "unaniem" door zijn
fractie wordt onderschreven.
Met betrekking tot de eerdere opmerking van de Heer
Roeien (late datum van brief) is de voorzitter van me
ning dat het voor het gemeentebestuur van Breda precies
hetzelfde moet zijn of Burgemeester en Wethouders dan
wel de Raad van Prinsenbeek iets vragen; bovendien is er
in een vroeger stadium reeds telefonisch kontakt geweest
over dit punt, doch Breda heeft totaal niet gereageerd,
behalve dat hij hedenmorgen om 11 uur een viertal deel
rapporten op tafel heeft gekregen over de Haagsche
Beemden, tesamen vormende het ontwerp-structuurplan
in die korte spanne tijds heeft hij deze stukken niet
kunnen bestuderen, ofschoon het eerste rapport al aan
geeft dat er wegen zijn gepland op het grondgebied van
Prinsenbeek, waarvan wij niets af weten en waarover ook
geen enkel overleg heeft plaats gevonden; tegen deze