Notulen openbare vergadering gemeenteraad Prinsenbeek,
gehouden ten gemeentehuize op woensdag 26 maart 1975.
Aanwezig de leden: 1. J.Th.M. van der Bom
2. A.J. de Greeuw
3. Drs. B.M.J. Hennekam
4G. Hermans
5. P.W. Houtepen
6MrJ R A Jansen
7. A.J.A.M. Koenraads
8. J.A. Lockx
9. P. Miltenburg
10. C.J. Roeien
11. A.J. van 5eventer
12. E.E.M. Tonneyck
13. M.C. van der Westen.
Voorzitter: P.J.A. Baetens, burgemeester
Secretaris: P.P.A. van Hal, gemeente-secretaris
1Zpeninq en aanwijzing voorstemmer
De voorzitter opent de vergadering om 19.30 uur met gebed.
Tot voorstemmer wordt aangewezen de Heer Houtepen
2Nota inzake de concept-structuurschets bestuurlijke indeling.
De Heer Roeien mist in de nota het nodige inzake het takenpakket;
hij waarschuwt voor het ontstaan van een vierde bestuurslaag; het
gewest moet stoelen op een takenpakket enerzijds afgestoten door
de gemeenten, anderzijds door de provincie; het is niet in het be
lang van de burger dat beslissingen weer een nieuwe schijf moeten
passeren; het takenpakket beklemtoont hij extra.
De Heer Tonneyck heeft voor alles een groot vertrouwen in de afge
vaardigden van Prinsenbeek in de Gewestraad; zonder de anderen te
kort te doen heeft hij het volste vertrouwen in de Heer Hennekam
als lid van het dagelijks bestuur van het stadsgewest als hij
kritiek op dit punt laat horen dan bedoelt hij (spreker) dat als
een waarschuwing, en hij waarschuwt voor het feit dat bij een ge
west beslissingen dreigen te worden genomen over de hoofden der
burgers heen; zoals door de woordvoerder van de PTT-fractie
geschetst gaat de structuurschets, wanneer deze maar blijft lopen,
een geheel eigen leven leiden; dit betekent, dat we wel het dak
van het huis hebben, doch dat de leidingen van het huis nog moe
ten worden gelegd; in het eerste oordeel, dat de Raad wordt ge
vraagd, komt dit reeds zeer duidelijk tot uitdrukking namelijk
"een voorlopig oordeel onder voorbehoud te geven zonder inzicht
"in de taken en bevoegdheden van een gewest", verder nog een oor
deel te geven over aansluiting bij het gewest van het Land van
Heusden en Altena, en als allerergste een pleidooi voor een nog
groter geheel; wat hem het meest bevreesd in de aangehaalde cri
teria is het missen van de leefbaarheid; leefbaarheid is niet
alleen leven in een prettig milieu, het is tevens de gelegenheid
scheppen voor de burgers dat zij met hun eigen zaken oo korte af
stand bij het bestuur terecht kunnen; als de taken en bevoegdhe
den niet op de juiste plaats komen te liggen, dan komt er van die
leefbaarheid weinig terecht; wanneer men de afstand tussen burger
en bestuur gaat vergroten, wat in feite een der kernen van deze