De voorzitter leest op verzoek van Wethouder Hennekam de brief
voor van de Vereniging, die is gedateerd 7 september 1976,
welke aldus luidt:
"Ingevolge onze afspraak, vervat in onze brief van 25 augustus
verzoeken wij U hierbij de Tennisvereniging Prinsenbeek recht
van opstal te verlenen voor de grond die nodig is voor het
aanleggen van twee nieuwe tennisbanen op het Sportpark De
Heikant. De algemene vergadering van 6 september heeft ons
hiertoe gemachtigd. Wij vertrouwen dat U dit verzoek alsnog
op de agenda van de aanstaande Raadsvergadering van medio
september zult willen plaatsen".
De Heer Jansen vraagt aan de Heer Miltenburg of de aard van de
machtiging gaat over de aard van de opstal of over de finan
ciële consequenties.
De Heer Miltenburg zegt dat het uiteraard alleen over de aard
van de opstallen gaat.
Nadat de voorzitter zegt niet in een beoordeling te kunnen
treden, repliceert de Heer Jansen dat hij wel een verantwoor
delijkheid heeft als lid van een Vereniging waar besluitvor
ming met financiële risico's plaats vindt, doch ook als lid
van de Raad.
Als verenigingslid tolereert hij deze vorm van informatie
niet, als Raadslid durft hij op deze gronden geen besluit te
nemen; aan beide zijden zijn de consequenties onbekend.
De Heer Nagelkerke is van mening dat het advies van de Com
missie dient te worden gevolgd, namelijk overleggen van de
exploitatie-rekening
De voorzitter vat de mening van de Raad samen, zijnde:
- nader beraad met de Tennisvereniging en aantonen van de fi
nanciële consequenties.
De Heer Jansen wil daarbij de vraag gesteld zien of de leden
van de Tennisvereniging de consequenties kennen, vervat in
de gezonden brief.
Wethouder van der Westen vraagt hierover stemming. De voor
zitter vraagt aan de Raad of hij vóór of tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders is en het voorstel om de re
dactie van punt 9) aan te passen.
De Heer Roeien merkt op dat het meest verstrekkende voorstel
in stemming.moet komen, namelijk de suggestie, gesteld door
de Heer Jansen en door hem ondersteund, om tot aanhouding over
te gaan.
De voorzitter vraagt aan de Raad vóór of tegen het voorstel
van het College te stemmen. Indien het voorstel niet wordt
aanvaard, wordt het terug genomen door het College voor
nader beraad.
De uitslag van de stemming is, dat
10 leden tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders stemmen en dat
de beide Wethouders vóór het voorstel
stemmen.
-16-